donderdag 20 januari 2011

(R)evolutie






U kent zijn naam vast en zeker: Charles Darwin. De man die in 1859 geschiedenis schreef met zijn boek over de evolutietheorie. De auteur van het boek ‘Over het ontstaan der soorten’.

In dit boek beschrijft Darwin hoe naar zijn overtuiging de soortenrijkdom op de wereld tot stand is gekomen. Niet zoals tot dan toe werd gedacht doordat God alles wat leeft in een week heeft geschapen, maar door een mechanisme dat natuurlijke selectie wordt genoemd. Kort door de bocht genomen komt het er op neer dat individuen van soorten die net ietsje beter zijn aangepast aan hun leefmilieu, net ietsje meer nakomelingen krijgen die ook meer kans hebben zich voort te planten.

En omdat de leefomgeving per plek op aarde anders is, en bovendien telkens verandert, zijn er in de loop van een paar miljard jaar behoorlijk wat soorten ontstaan. Die soorten passen over het algemeen goed bij hun leefomgeving.

Ook in Andersland is de soortenrijkdom groot. De kinderen die in Andersland wonen verschillen vaak ontzettend van elkaar. Maar ze hebben ook een overeenkomst: ze zijn allemaal Anders.

Daar heb je bijvoorbeeld Wietske. Ze kan bijna helemaal niets, niet lopen, niet praten, zelfs niet zelf haar vorkje naar haar mond brengen. Wietske zit in een rolstoel en moet afwachten wat de dag haar gaat brengen.

Daar loopt Geert. Hij is zenuwachtig, want hij heeft zijn toets voor aardrijkskunde niet goed kunnen leren. Geert is een slimme jongen. Maar Geert is altijd moe en gaat al om zeven uur ’s avonds naar bed om te slapen. En als hij slaapt, komt het epilepsiemonster. Het monster brengt aanvallen waar Geert heel erg bang van wordt, hij durft niet alleen naar bed. Zijn moeder ligt dus al jaren om 7 uur ’s avonds naast hem. En als het eerste epilepsie-monster weg is, komt de volgende. En dit epilepsiemonster is nog veel gevaarlijker. Hij brengt Geert zulke grote aanvallen dat hij niet voldoende zuurstof meer krijgt. Zijn ouders moeten Geert elke nacht behandelen met medicatie en met zuurstof. En vaak moet Geert dan toch naar het ziekenhuis. Vandaar dat Geert, die veel mogelijkheden lijkt te hebben, en waar je als buitenstaander niets aan ziet, toch heel erg Anders is.

En daar is Brandon, hij was kort geleden nog op TV. Brandon kan juist heel goed praten, en lopen en rennen. Maar Brandon kan zich niet zodanig gedragen dat hij buiten de muren van zijn kamertje kan komen. Daarom woont Brandon ook in Andersland.

De kinderen uit Andersland kunnen niet zo makkelijk in de Gewone Wereld wonen, zij passen niet zo goed in die leefomgeving.

In Andersland is dat natuurlijk anders, die wereld is helemaal aangepast aan hun behoeftes. Tenminste, dat zou je verwachten. Maar dat is niet zo.

En dat komt doordat de Bazen van Andersland meestal niet zelf in Andersland wonen. De Bazen wonen in de Gewone Wereld. Zij betalen de rekeningen voor de kinderen van Andersland. Vandaar dat zij de Baas zijn, want wie betaalt, die bepaalt, immers.

De Bazen van Andersland hebben de afgelopen jaren heel veel plannetjes bedacht om te zorgen dat het leven in Andersland goedkoper wordt. Maar omdat de meeste Bazen niet zoveel weten van de kinderen uit Andersland, zijn dat soms heel rare plannetjes.

Daarom heb ik het volgende bedacht: als al die Bazen ieder nu eens één Anderskind voor één dagje per jaar adopteren? Dus één dagje per jaar, een dag en een nacht, meegaan naar Andersland. Dus bij Wietske de hele dag achter de rolstoel en haar leven mee beleven. Of 24 uur met Geert of Brandon optrekken.

En dat die Bazen dan bij het maken of beslissen over hun plannen, nadenken of hun plannetjes wel ‘werken’ bij hun ‘eigen’ Anderskind, dus bij Wietske, Geert of Brandon?

Zou het er in Andersland dan niet heel Anders aan toe gaan?



1 opmerking: