woensdag 20 februari 2013

Brief aan de minister



Beste Ronald,

Jij en ik kennen elkaar van vroeger.

Jij was hoofd van de ‘Oncology Graduate School Amsterdam’, waar promovendi die binnen Amsterdam aan kankeronderzoek werken worden opgeleid.

Ik was promovenda bij je collega Ada, een dame waarover jij en je mannelijke collegae je nogal eens over opwonden. Volgens mij in verschillende betekenissen van dat woord.

We werkten bij het Nederlands Kanker Instituut/AvL in Amsterdam, jij op de achtste en ik op de zevende verdieping.
 
Ik herinner me dat je ons eens vertelde dat we vooral geen cartoons moest gebruiken in wetenschappelijke presentaties. ‘Dan nemen mensen je niet serieus’, zei je.

Ik moest toen heel erg lachen, en maakte ‘en plein public’ een opmerking tegen je. Want ik dacht (echt waar!) dat je een grap maakte.

Uit jouw getergde reactie begreep ik meteen dat dat ongepast was, dat lachen. Want je was bloedserieus.

Ik moest daarna eerlijk gezegd vaker om je lachen, kon het niet helpen. Mensen die zichzelf zo serieus nemen, roepen dat bij me op. Het spijt me.
 
Ik moest later elke keer om je lachen als ik die hoed zag, die had je in je wetenschapstijd nooit op. Of die keren dat je op een bootje stond bij de Gay Parade.

Moest al minder lachen, toen ik laatst je opvoedkundige inzichten moest aan horen.

En na gistermiddag kan ik echt niet meer om je lachen.

Jij ziet het namelijk al helemaal voor je, hoorde ik op het radio 1 journaal. Over drie jaar zijn er geen 400 maar 300 gemeenten. Die gemeenten kunnen wat jij niet kan, namelijk voor 16 miljard euro doen wat nu nog 18 miljard kost. ‘Decentralisatie’ heet dat, met een mooi woord. En het gaat om ‘de transitie in het sociale domein.’

Het betreft de zorgtaken die nu nog bij de landelijke overheid liggen. Zorg voor vaak heel kwetsbare medemensen.

Tijdens al die fusies van al die gemeenten, en o ja, we krijgen ook nog minder provincies, gaan al die ambtenaren zich naar jouw idee ‘en passant’ instellen op hun nieuwe taken. Iedere hulpbehoevende krijgt een eigen casemanager, of hoe het nu weer gaat heten, en die gaat dan zorgen dat mensen zelf de zorg regelen krijgen die nodig is. Na een ‘keukentafelgesprek' worden mensen ‘in hun kracht gezet’.

Ondertussen is de ‘ontschotting’ een feit, want die 16 miljard, die is niet geoormerkt. En als gemeenteraden vinden dat een nieuw voetbalstadion, of de herinrichting van het oude stadscentrum, een gedegen investering is in de ‘sociale cohesie’, dan  is dat ook OK, hoor. Er zijn geen kwaliteitscriteria waar de zorg aan moet voldoen, en mensen hebben geen rechten meer, maar mogen aanspraak maken op ‘voorzieningen’.

Mocht het niet goed lopen, dan kunnen burgers gewoon een andere gemeenteraad kiezen. Dan komt het (op termijn) allemaal wel goed, meld je geruststellend.

Ik heb de afgelopen jaren binnen het ‘sociale domein’ achter de schermen kunnen kijken. Ik heb ‘bottom up’ gezien wat er gebeurt binnen organisaties. Telkens weer zijn er reorganisaties, juist binnen het sociale domein, want nu al gaan er veel zaken niet goed. Google maar eens op ‘reorganisatie’ en ‘sociale dienst’.

Bij zo’n reorganisatie wordt een interimmer aangesteld, die ‘dit proces gaat aansturen’. Dat gebeurt dan onder een welluidende titel. ‘Fokus klant!’, of iets dergelijks.

Dan worden er nieuwe ‘managementtools’ aangeschaft, en ‘werkprocessen’ worden ‘op de nieuwe organisatie afgestemd’. Nieuwe inzichten zijn per defintie ‘new school’, vandaar dat de helft van alle ambtenaren in ons kikkerlandje inmiddels een cursus ‘lean management’ heeft gevolgd. Dan vertelt men bijvoorbeeld trots aan klantvertegenwoordigers dat men er nu achter is dat een indicatietraject echt geen acht weken hoeft te duren, hoor. ‘Het kan nu binnen tien werkdagen! Een efficiencyslag van 75 procent!’ De sprakeloosheid van de toehoorders wordt ten onrechte toegeschreven aan bewondering voor dit nieuw verkregen inzicht.

Die interimmers zijn slimme (en dure) mensen die zien hoe het efficienter kan. Nederland wordt in toenemende mate gestuurd op efficiency en kostenbeheersing, heel belangrijk en begrijpelijk in een tijd van economische malaise. Maar wat vooral zou moeten tellen, is de inhoud, en daar hebben interimmers vaak geen verstand van. En wat erger is, de ambtenaren bij de gemeente hebben nu nog geen verstand van de burgers die zij moeten gaan ‘empoweren’. En daar moet eerst alle aandacht naar uit gaan.

Tijdens de verbouwing moet de verkoop doorgaan, Ronald. Mensen met een zorgvraag blijven bestaan, die staan gewoon aan de gemeentebalie. Die kun je niet jaren even ‘on hold’ zetten zolang al die gemeenten en provincies nog met zichzelf bezig zijn.

Uit het parlementaire onderzoek naar de onderwijsvernieuwingen, uitgevoerd onder leiding van je collega en partijgenoot Dijsselbloem, is gebleken dat het combineren van grote veranderingen tegelijkertijd met het doorvoeren van een bezuiniging, een heel slecht idee is. En helemaal als het draagvlak bij het werkveld onvoldoende is. Waarom zou dat dit keer anders zijn? De hervormingen die jij voorstaat zijn ongelooflijk ingrijpend, daar zijn die in het onderwijs niets bij.

Je bent een groot wetenschapper, Ronald, eentje met aanzien in de hele wereld.

Maar ik ben zo ontzettend bang dat je een klein staatsman bent. Mocht je falen, dan is het leed niet te overzien.

Een zeer bezorgde groet uit Andersland,

Maaike

woensdag 6 februari 2013

Goedemorgen




Bram zit op zijn bed. Bart staat voor hem en doet een poging Bram een hemd aan te trekken.

Nou ja, hemd? Daarover zijn de meningen verdeeld.

Bart vindt het een hemd. Ik vind het ook een hemd, heb het als zodanig aangeschaft, als onderdeel van een beeldig setje van hemd en boxershort.

Bram vindt het géén hemd. Want er zitten mouwtjes aan. En dus is het een T-shirt en geen hemd.

Bram roept: ‘Ik wil geen T-shirt aan! Ik wil een HEMD! Ik heb altijd een hemd aan!’

Bart sjort Bram’s arm door de ene mouw en vertelt hem dat dit ook een hemd is. Dat de andere hemden ‘op’ zijn.

Inderdaad, door een kleine dip in mijn huishoudelijke vlijt, is er een tijdelijk tekort aan hemden (zonder mouwen) ontstaan.

In zijn kast ligt alleen nog dit exemplaar. Twee jaar geleden gekocht, maar nog nooit gedragen. Vanwege die mouwen, begrijpt u wel.

Bram roept, moppert, schreeuwt en krijst. ‘Ik heb nooit een T-shirt aan! Ik wil een hemd!’

Bart probeert zijn andere arm door de mouw te krijgen. Dat valt niet mee.

Een willekeurige passant zou denken dat hier een vreselijke marteling gaande is. Bart blijft redelijk rustig, maar Bram gilt voortdurend als een mager speenvarken.

Uiteindelijk heeft Bram zijn hemd aan. Vliegensvlug trekt Bart er een trui overheen.

Het hemd is nu onzichtbaar. Het gemopper verstomt.



zondag 3 februari 2013

Lachen!


Zoals u heeft begrepen, is er wat ongenoegen bij mij ontstaan over de gejegening die mij door de ziektenkostenverzekering ten deel viel. Ik ben boos, en type, binnen tien minuten, het voorgaande stukje.

Mijn vingers vinden bijna vanzelf de letters die samen de woorden maken die mijn frustratie beschrijven. De vorm, een verhaal zoals dat van Nijntje of Jip en Janneke, ontstaat ook zonder nadenken.

Om het eindresultaat moet ik zelf best lachen. Dat is voor mij een overlevingsstrategie. Algemeen bekend is dat je kunt huilen van het lachen. Maar je kunt dus ook lachen van het huilen.

Later die avond. Bart zit op de bank, hij leest het verhaal. Ik sta naast hem en bekijk hem van boven. Ik kijk van boven op zijn achterhoofd. Zijn haren worden steeds dunner, ik zie zijn hoofdhuid door de haren schemeren. Die hoofdhuid wordt tijdens het lezen steeds roder.

Het is heel lang stil. Veel langer dan het lezen van het verhaaltje duurt.

Bart zit, en zijn hoofd blijft gebogen.

Dan, na een hele lang tijd, opent hij zijn mond. ‘Dit is helemáál geen leuk verhaal’, zegt hij. Zijn stem is schor.

Ik zak tegenover hem neer op de bank. ‘Vind je dat dit te ver gaat?’, vraag ik, ‘kan ik dit niet zo beschrijven?’

‘Nee, hoor, dat mag best’, zegt hij, ‘maar het is géén leuk verhaal.’

Hij heeft natuurlijk gelijk. Wat er met Bram aan de hand is, is heel ernstig. Die dertig littekens bijvoorbeeld: dat zijn dertig incidenten die ook anders hadden kunnen aflopen. Incidenten met tochtjes naar ziekenhuizen, met veel pijn voor Bram. Dertig incidenten die het piepkleine topje van een enorme ijsberg zijn. Want Bram heeft in de afgelopen veertien jaar wel 50000 van dit soort aanvallen gehad.

Sinds het begin van Bram’s epilepsie heeft hij valaanvallen gehad. Hij verliest dan zonder waarschuwing zijn spierspanning, en zakt als een plumpudding neer.

Ik kocht al snel een fietshelm voor hem. Dit zeer tegen de zin van de arrogante en onsympatieke kinderarts van Bram in, die dat ‘stigmatiserend’ noemde. Toen Bram de helm nog geen dag had, viel hij er zo hard op dat er een deuk in zat met een doorsnede van 5 centimeter, en zeker een centimeter diep.

Laat uw fantasie de loop en stelt u zich voor wat er gebeurd was zonder die fietshelm. En later zonder de andere helmen. Hele dikke kans dat u dan nu niet op dit blog zou kunnen lezen over de belevenissen van Bram. Dan had hij nog veel meer hersenschade opgelopen, dan nu het geval is. Misschien had hij zelfs niet meer geleefd.

Bij verdriet zoek ik de lach. Bart zoekt de stilte en de afzondering.

Pas de laatste jaren mag ik het ook weten, als hij verdriet heeft. En dat is dus nu, bij het lezen van dat blogje.



Als dat eens zou kunnen …. Coldplay Fix you: http://www.youtube.com/watch?v=AnxuUoNp3Zg

‘When you lose something you can't replace
When you love someone but it goes to waste
Could it be worse?

Lights will guide you home
And ignite your bones
And I will try to fix you’