dinsdag 30 november 2010

Blije Kaart!

Bram zit aan tafel. Met de nieuwe medicatie gaat het hem stukken beter, maar zo aan het eind van de dag nemen de aanvalletjes weer toe en hij zakt met enige regelmaat weg. Toch is duidelijk dat hij zich veel beter voelt, want als altijd komt zijn ‘obstinate gedrag’ lekker om de hoek zetten. Bram moet altijd weer wennen als het in zijn hoofd rustiger is, en even verkennen hoe het ook alweer zit met onze grenzen.

Deze avond is Bart laat thuis. Ik eet alleen met de kinderen. En Bram is dus Vervelend. Hij eet lekker met zijn vingers (‘dat mag ik altijd op het logeerhuis’). En daarna: ‘ ik eet als een varken’, gevolgd door het feilloos imiteren van een varken (‘knor!’).

Nadat ik mijn grenzen heb aangegeven is hij Boos.

Daar is Bart die aan tafel aanschuift.

En daar gaat de deurbel, het is een meisje met een witte tas en een handvol enveloppen. “Goedenavond mevrouw, ik kom namens de stichting Blije Kaart en wij maken ernstig zieke kinderen aan het lachen’.

‘Dat komt geweldig goed uit, kom binnen!’, verwelkom ik de jongedame.

Ik doe de keukendeur voor haar open en daar zit Bram op zijn stoel, kwijlend in een diepe absence. “Daar zit een ernstig ziek kind, hij was net erg boos: maak hem maar aan het lachen!’.

Jongedame verschiet van kleur, stamelt dat dat niet de bedoeling is. Ze krijgt van mij enige toelichting op de werkzaamheden van de stichting. Een stichting die naadloos past bij een stichting als Bumblebeecards die als frauduleus te boek staat. Ik vertel haar dat zij meewerkt aan dubieuze praktijken. En dat andere organisaties die het wérkelijk goed voor hebben met de mensheid minder opbrengst hebben doordat haar Blije Kaart organisatie die opbrengsten afroomt: vooral ten bate van zichzelf en haar eigen portemonnee. En daarmee ten koste van ernstig zieke kinderen. En dat ik daar bezwaren tegen heb.

‘Nou moe’, kan het schaap nog net uitbrengen voordat ze weer vertrekt.

‘Zo’, zegt Bart, ‘dat was niet aardig….maar wel lekker!’



zaterdag 20 november 2010

Andersland

Ik heb een Bijzonder Kind. Hij heet Bram en is 15 jaar. De eerste drie jaar vonden wij hem ook al héél speciaal, hij leerde alles wat hij leren moest en was ook nog eens sociaal én leuk om te zien.

Maar toen kwam er zomaar, zonder reden, een Boze Fee, en die maakte onze droom kapot…onze droom over dat blonde jongetje. Ze gaf hem eerst epilepsie, en wij dachten nog dat dat met pillen of anders met een dieet wel over zou gaan…. Toen zorgde de Boze Fee ervoor dat hij niets meer bij kon leren, en zelfs vaardigheden verloor. Daarna regelde ze ook nog dat hij moeilijk gedrag kreeg. En zo veranderde de Boze Fee ons ventje, voorgoed.

In die tijd las ik een gedicht over mensen die op vakantie gaan en dan in een ander land aankomen, een gedicht dat veel ouders van een gehandicapt kind wel zullen kennen. Ik was eerst in de veronderstelling dat wij in dat andere land op vakantie waren en dat we weer weg konden gaan, als we er genoeg van hadden.

Maar na een aantal jaren bleek dat wij (ongevraagd) voor dat land een Permanente Verblijfsvergunning hadden gekregen, zelfs een Paspoort. En nu heb ik dus twee paspoorten: eentje van de Gewone Wereld en eentje van Andersland, het land waar onze zoon ons naar toe heeft gebracht. En dit paspoort inleveren is er helaas niet bij!

In Andersland zitten veel andere ouders van zorgenkinderen. Maar dat weet je helemaal niet als je er pas bent. Het lijkt wel of je de enige inwoner bent, samen met je kind. En dan voel je je erg eenzaam.

In het begin bezocht ik in Andersland vooral het beroemde Tranendal. Daar staan alleen taaie struiken, het is er somber en en er zijn geen kleuren.

Ik vond het in Andersland vreselijk. Maar toen nam Bram me bij de hand en liet me de rest van zijn land zien. Hij leerde me kijken door zijn bril: en ik zag dat de bewoners van Andersland inderdaad anders zijn maar ook mooi, meestal lief, en vaak ook nog humor hebben. Ik keek naar mijn eigen zoon en zag blijdschap en levensvreugde, ondanks alle aanvallen. Ik hoorde zijn lach, en zag zijn lieve en (meestal) blije gezicht. En toen bedacht ik me dat ik daar maar eens een voorbeeld aan moest nemen. En ook dat ik een keuze had: daar in het Tranendal blijven zitten, of met een blij gezicht iets van zijn, ons, leven maken.

Het is dus dankzij Bram, juist Bram waar ik zoveel zorgen om heb, dat ik mijn lach weer heb teruggevonden.


Bovenstaande column is een bewerking van de column die ik eerder mocht delen op http://www.moederszondergrenzen.blogspot.com/

Andersland is geinspireerd op de titel van het boek: De nar van Andersland, over een meisje met epilepsie. Het boek is alleen nog tweedehands verkrijgbaar. De schrijver is Ibis. ISBN: 9789062387489

vrijdag 19 november 2010

Virtual Village…

It takes a village to raise a child….Dat zijn mooie woorden, en heel waar…er is een dorp nodig om een kind op te voeden.

Als moeder van 2 dochters met wie het gelukkig heel goed gaat (afkloppen…) heb ik gelukkig ook ‘zo’n dorp’  om me heen. In dat dorp wonen bijvoorbeeld de leerkrachten op school,  die Eva en Femke net zo goed kennen als ik (nou ja, bijna net zo goed, natuurlijk!). De juf van de zwemles, en de meester van de tekenles. En die vervelende Boze Buurvrouw en de aardige mevrouw bij de slager. En natuurlijk de vriendjes en vriendinnetjes van de meiden.

En vooral: de ouders van de kinderen die je ontmoet op het schoolplein, aan de rand van het zwembad. Ouders die je gevraagd, ongevraagd en soms ongewenst advies geven. Ouders die jou als ouder van een kleuter ongemerkt voorleven, hoe het is om om te gaan met je kind van acht jaar, of je bijna-puber van 12. Met wie je kunt sparren over de bedtijd van je spruit, over de hoogte van het zakgeld. En met wie je kunt lachen of huilen als er iets aan de hand is met je kind.

Hoe anders is dat als je als ouders per ongeluk in Andersland terecht komt…

De eerste dorpelingen die je tegen komt zijn professionals, die nauwkeurig in kaart brengen wat er niet klopt aan (een gedeelte van) je kind: je krijgt het idee dat je niet één kind hebt, maar allemaal stukjes kind. En het zijn er zoveel, die hulpverleners, dat het zelfs lijkt of je niet in een dorp maar een grote stad woont!

Gewoon meedoen is er voor een Anders-kind meestal niet bij. Buitenspelen of op een sportclub kan niet zomaar. Die Boze Buurvrouw: die is juist tegen jouw kind opeens heel lief! En de mevrouw van de slager doet net of je kind er niet is, omdat ze bang is dat jouw kind geen plakje worst mag hebben…

De schoolpleinen in Andersland zijn meestal alleen per taxibus bereikbaar. Welke kinderen er bij je kind in de klas zit, weet je soms niet eens. En hun ouders zijn onbekend maar vooral: onbereikbaar!

In Andersland heb je dus niet zomaar een normale ‘village’  om je gezin heen. En dat is héél héél heél erg! Want juist als alles anders gaat dan je had verwacht, juist dan heb je enorme behoefte aan andere ouders, om mee te praten, en die jou een inkijkje kunnen geven in hun leven, die je kunnen voorleven hoe je dat nu doet: “Leven met een gehandicapt of chronisch ziek kind”.

Heel bijzonder is daarom het blog van Willemien Vereyken en Esther Kant, http://www.moederszondergrenzen.blogspot.com/. Zij zijn de moeders van Ebel en Joris, kinderen die er heel normaal uitzien maar toch in Andersland wonen. Met hun blog geven zij al een jaar lang een liefdevol, openhartig en ontroerend inkijkje in hun leven. Hun verhalen zijn net uitgegeven in boekvorm.

Voor mij zijn hun verhalen heel herkenbaar, en het doet me goed om verhalen te lezen over ‘ons soort kinderen’. Tot mijn verrassing mocht ik een paar keer mee komen schrijven, wat ik met veel plezier heb gedaan.

En ik bedacht me toen dat er misschien ook wel mensen zijn die eens in mijn gezin achter de voordeur willen kijken…. een gezin als elk ander en toch ook niet…

Ik hoop dat andere ouders hun weg weten te vinden naar “moeders zonder grenzen” en “avonturen in Andersland” en daaruit tenminste één belangrijke conclusie trekken: “ik ben niet alleen”!  

Welkom in Virtual Village!

dinsdag 16 november 2010

Seks en zo

“Pap, heb jij al eens seks gedaan?”. Bram zit aan tafel, als enige nog… Hij ziet er vreselijk vies uit, omdat hij mét smaak maar zónder bestek een enorm stuk gebraden kip naar binnen heeft gewerkt. Het vet zit letterlijk tot in zijn haren.

En daar is dan ineens De Vraag… De Vraag die kinderen soms aan hun ouders stellen. En die ouders dan zo goed mogelijk proberen te beantwoorden, want zij willen immers dat hun kinderen zich ook in dit opzicht ontwikkelen tot Gezonde Volwassenen….

Wij hadden wel gemerkt dat Bram, nu 15 jaar, naar meisjes kijkt, soms met meisjes contact maakt (hij gaat er, ruim binnen hun comfortzone, voor staan,  zwaait met zijn hand vlak voor hun gezicht en zegt dan ‘haai’…). Maar belangstelling voor seks? Nee, tot onze opluchting was er niets wat daar op wees…

Tot nu dus. De eerste vraag (om tijd te rekken) luidt:”waarom vraag je dat?” Het antwoord is even nietszeggend als de vraag: ”Gewoon, dat wou ik even zeker weten.”

Dan maar over tot wat uitleg…maar al na de eerste woorden wordt het Bram teveel. Hij verklaart dat hij nu ‘wild wordt in zijn hoofd’. Opgelucht sluiten we het onderwerp en maken samen woordeloos de afspraak dat we ons hier in moeten verdiepen, in het thema:”sexualiteit en verstandelijke handicap”.

Bram heeft inmiddels al weer een volgend gespreksonderwerp: ”Saskia heeft een konijn en die mogen wij hebben”.  Nu hebben wij 2 jaar geleden ons lieve konijn Knabbel ten grave gedragen na een droef en eenzaam bestaan in haar buitenhok. Aan haar grafje hebben wij gezworen dit nooit meer een ander knaagdier aan te doen.

Wij leggen Bram uit dat konijntjes los willen lopen in de natuur en gaten willen graven. Konijntjes willen ook zelf eten zoeken en fijn spelen met vosjes in het avondschemer. En konijntjes zijn heel zielig is als ze alleen zijn, ze moeten altijd vriendjes hebben.

“Ja”, flapt Bram’s vader eruit, “want konijntjes willen de hele dag jonge konijntjes maken!”.




PS: Het bleek dat Bram had gekeken naar een aflevering van ' Daltons, de jongensjaren' :
http://www.youtube.com/watch?v=1Bb33lT1h1A   Daar komt de eerste zin van deze column letterlijk uit....gelukkig!


maandag 15 november 2010

Brief voor Bram

Er is een brief gekomen voor Bram. Van de bank. De brief gaat als volgt:
'Beste Bram, Weet je al wanneer je eindexamen gaat doen? En of je na je eindexamen gaat werken of gaat studeren? (.....) Vul de onderstaande coupon in en stuur deze naar ons op. Dan maak je kans op een prachtige computer!".

Tjonge, denk ik, wat een brutale vragen, eigenlijk. Maar ja, ze slaan niet echt op Bram....

Wat zou het fijn zijn als Bram in de Gewone Wereld zou wonen en ik deze vragen naar waarheid kon beantwoorden.

Maar, bedenk ik me: een beetje dromen mag toch best? Even doen of deze vragen heel vanzelfsprekend zijn?

"Wanneer denk je eindexamen te gaan doen?" Goede vraag.....even denken, eindexamens zijn altijd eind juni klaar, toch? Ik vul in: "eind juni 2011"

"Wat ga je na je eindexamen doen?" Mmmmmm, wat zal ik hier eens van maken, ik mag kiezen tussen werken of studeren op MBO/HBO/WOniveau... Nou, als ik dan toch mag kiezen, dan ga ik voor studeren op WO-niveau.

Daar staat het nu, zwart op wit: eindexamen in juni 2011 en dan studeren op de universiteit.

Hoop dat we die computer winnen, die zal hij dan hard nodig hebben!

Bram houdt woord!

Bram is een man die zich aan zijn woord houdt, het moet echt gezegd worden!


Wij gaan vandaag op pad, er moet een nieuwe helm worden aangemeten. Die heeft hij altijd op vanwege zijn epileptische aanvallen.


Het is een op maat gemaakte helm. Stap 1 is dat er van gips een mal wordt gemaakt.


Ik leg Bram uit wat we gaan doen. We gaan eerst bij die meneer in zijn kamer naar binnen. Dan doet Bram zijn helm af en de meneer doet eerst een soort sok over zijn hoofd. Dan maakt hij een gat in de sok zodat Bram weer wat kan zien. En dan doet hij gips op het hoofd van Bram. Dat moet even drogen en dan kunnen we weer weg.


Als beloning gaan we koffie drinken.


Maar: Bram heeft een idee dat mij als volgt wordt meegedeeld: "Ik heb een idee....maar het is niet zo'n goed idee..."
Mijn tekst: "Wat is jouw idee dan, Bram?"
Bram: "Mijn idee is dat ik vandaag niet goed ga meewerken!".


En: hij heeft woord gehouden! En de koffie na dan? Nou, die had Bram dit keer eigenlijk niet verdiend, MAAR IK WEL!

De dag nadat….. onze zoon zijn eerste epilepsie-aanval had

Onderstaande tekst heb ik een keer geschreven, geinspireerd op de column ‘de dag nadat…’ die in de Libelle verschijnt. Ik heb ‘m toen opgestuurd en in bewerkte vorm is de column toen in de Libelle verschenen. Maar hieronder staat de ‘originele tekst’.

De dag nadat onze zoon zijn eerste epilepsie-aanval heeft gehad, word ik wakker in het ziekenhuis. Gisteravond zat onze zoon van 3 jaar in bad. Opeens begon hij heel hard te gillen. Nadat hij uit het water is getild, begint hij opeens te schokken en loopt blauw aan. We verliezen alle contact met hem. Deze toestand duurt een paar minuten, maar het lijken wel uren. We zeggen niet veel, handelen alleen maar. Ik denk: hij gaat dood. Ik bel de huisarts, we moeten met hem langskomen. In de auto komt hij bij en geeft over. Hij heeft weer praatjes voor tien. Voor de zekerheid worden we doorverwezen naar de dienstdoende kinderarts. Die laat hem een nachtje blijven, ik mag er bij blijven.

In de nacht lig ik wakker. Wat is er met onze zoon aan de hand? En heeft dit incident te maken met de ongerustheid die we al langer hebben?  Die ik eigenlijk al voor zijn geboorte voelde? En omdat onze zoon zo onhandig lijkt, zo vaak valt? En waarvoor we al vaker bij de huisarts zijn geweest, maar die ons telkens weer bezweert dat er niets aan de hand is. En inderdaad, onze zoon blaakt van gezondheid, ontwikkelt zich heel goed op alle vlakken. Zo laten we onze ongerustheid telkens sussen.

Die dag weet ik nog niet wat we nu wél weten: onze zoon heeft het syndroom van Lennox-Gastaut, een zeer ernstig epilepsie-syndroom. Hij zal allerlei typen aanvallen ontwikkelen, die niet met medicijnen zijn te onderdrukken. Hij zal dagelijks heel veel aanvallen hebben, soms dagenlang elke paar minuten, hij zal een verstandelijke handicap krijgen, een autistische stoornis en een groeiachterstand ontwikkelen. Hij zal regelmatig zo gemeen vallen dat we vaste klant worden bij de EHBO. Hij zal een paar jaar later niet meer volledig thuis kunnen wonen en later helemaal niet zelfstandig kunnen zijn. Hij zal een enorme druk op ons gezin leggen, ons huwelijk zal op zijn grondvesten schudden. Wij zullen momenten kennen waarop we doorgedraaid zijn, vanwege de onophoudelijke zorg die hij nodig heeft. We zullen vaak  radeloos zijn van verdriet. We zullen verhuizen vanwege onze zoon, helemaal opnieuw beginnen in een nieuwe woonplaats. Ik zal mijn werk opgeven en me storten op allerlei cursussen om hem beter te kunnen begeleiden.

We zullen opnieuw leren wat belangrijk is in ons leven, wie echte vrienden zijn en wie niet. We zullen leren bij de dag te leven, te genieten van de kleine dingen. We zullen nóg een dochter krijgen, waar we heel gelukkig mee zullen zijn. We zullen elke valpartij van haar met argusogen bekijken. We zullen leren te kijken naar wat onze zoon voor mogelijkheden heeft, in plaats van ons te richten op zijn problemen. We zullen niet altijd meer begrijpen waar andere mensen zich druk over maken. We zullen soms een beetje jaloers op hen zijn, vanwege hun schijnbaar zorgeloze leven. We zullen uit dit alles een enorme levensles leren, in de wetenschap dat de prijs daarvan door onze zoon betaald wordt. We zullen, ondanks ons grote en blijvende verdriet, toch weer gelukkig kunnen zijn.

De dag nadat onze zoon zijn eerste epilepsie-aanval had, weten we dit allemaal nog niet. We zijn opgelucht omdat hij helemaal gezond lijkt. Soms denk ik: was het maar eeuwig die dag gebleven.

Ontmoeting in Andersland

Ontmoet had ik haar al lang geleden, toen wij beiden als onderzoeker in opleiding werkten op een bekende Nederlandse onderzoeksinstelling. We trokken veel samen op, hadden een klik met elkaar. Niet zo lang na elkaar kregen we ieder een baby.  Onze kinderen zaten bij elkaar op het kinderdagverblijf.

Natuurlijk wist ik wel dat haar dochter iets mankeerde! Ik merkte dat er bij haar zorgen waren, maar dat was niet iets wat wij echt deelden.

Tot mijn zoon opeens aanvallen kreeg en wij het angstige vermoeden hadden dat het weleens heel ernstig kon zijn. Op een gegeven moment moest uit een EEG (hersenfilmpje) blijken of hij een bepaald epilepsiesyndroom had of niet. Ik had mijn echtgenoot gezegd dat ik dit onderzoek alleen met onze zoon zou doen, hij had al veel vrij genomen van zijn werk. Maar toen ik daar zo zat te wachten met mijn kleine ventje, en ik had gehoord van de assistente dat de uitslag van dit zo belangrijke onderzoek wel 3 weken op zich zou laten wachten, was er van mijn stoerheid heel weinig meer over…. Ik kon wel janken en wist echt niet meer hoe ik mijn zoon moest bij staan bij dit vervelende onderzoek.

Precies op dat moment ging de deur van de wachtkamer open en daar stapte ze binnen, mijn vriendin Annet: ik ontmoette haar op dat moment voor het eerst, tenminste als mede-moeder van een zorgenkindje. Ze scheen precies te weten wat ze moest zeggen, wat ze moest doen: voor mij was het alsof ze uit de hemel was neergedaald. Ze had haar dochtertje bij zich, want ze kwamen net van controle bij de kinderarts. Ze vertelde dat ze toen ze langs de afdeling kinderneurologie liep opeens het gevoel kreeg dat ze mij daar zou aantreffen….Door haar aanwezigheid verliep het onderzoek in een vrolijke sfeer, want ze mochten er allebei bijblijven.  Vanaf dat moment is onze vriendschap veranderd, het is heerlijk dat je weet dat je iemands vriend bent door dik en dun. Dank je wel, Annet!

En zo zie je maar: toevallen bestaan wél, maar toeval niet…..

Weemoed


Een paar weken geleden stond ik even met mijn moeder op mijn oude meisjeskamer, nu al jaren door mijn moeder ingericht als de plek waar ze zich lekker kan terugtrekken. Het hangt er overvol, met leuke schilderijtjes, maar vooral met foto’s. ‘Kijk’, wijst mijn moeder, ‘dit is die leuke foto van Bram, die vind ik de allerleukste die ik ooit van hem heb gemaakt.’  Ja, leuk is de foto zeker! Je ziet een schaterende Bram, toen bijna 2 jaar oud, op een vuurrood hobbelpaard in een speeltuin. Zijn bolle wangen zijn rood van de kou, zijn jasje zit stevig dichtgeknoopt en voeten steken in zijn allereerste schoentjes: bruine leren veterschoenen, maat 21.

En waarom is het er dan opeens toch weer: dat rotte gevoel, dat zelfs herinneringen aan de tijd voor Bram ziek werd zo zwart kan kleuren. Ik noem het altijd mijn weemoedgevoel, weemoed naar de tijd dat alles nog ‘goed’ was. Anderhalf jaar geleden schreef ik er het volgende gedicht over.


In een ander leven

Zag ik nu een grote puber staan
Zou je nu steeds meer je eigen weg gaan
Zou je misschien wel stiekem roken
zou je je huiswerk maken

In een ander leven

kon je alles goed begrijpen
ook de dagen van de week en de cijfers op de klok
de namen van alle mensen onthouden
lol maken met je vrienden op de hockeyclub

In een ander leven

kwamen veel van je dromen uit
een schooldiploma en een rijbewijs
later piloot, of dokter, of leraar in het onderwijs
een meisje om van te houden.

in dit leven

laten we je in je waarde
kijken wij voor je op de klok
benoemen we telkens weer de dagen
stellen we de mensen aan je voor.

In dit leven

Troosten we je als je in de war bent
Rapen we je op als je gevallen bent
lachen we met jou telkens om dezelfde grap
nemen we alles stap voor stap

In dit leven

Laten wij onze dromen varen
En dromen we toch met de jouwe mee
Buffelen we door de donkere dagen
Genieten we als het kan en mag…

Maar soms
Soms denken we aan dat andere leven
Dat zo stralend, zo verwachtingsvol, zo ongelooflijk vanzelfsprekend
Jouw toekomst was.

Maaike
14 maart 2009

Ieder’s recht


Ik zie hem bij de kassa, zo’n magneetbordje met een spreuk erop. Op deze staat: ‘iedereen heeft recht op mijn mening!’. Ik schiet in de lach, en koop het bordje. Thuis plak ik hem op de magnetron. Eva is de eerste die het ziet, en ze begrijpt meteen waarom dat bordje er hangt! Bart bromt instemmend als hij er door Eva op wordt gewezen.

Het is waar: ik heb de onbedwingbare neiging mijn mening te geven….oprecht vanuit de bedoeling de wereld een beetje mooier te maken of mensen te behoeden voor grote rampspoed…. Dat zal dan ook wel de reden zijn dat ik telkens weer gevraagd wordt voor allerlei inspraakklusjes. Vaak wordt dat gewaardeerd, maar helaas….lang niet altijd loopt ‘men’ over van dankbaarheid. Zoals die moeder van de school van Femke die laatst zei: ‘Als jij nu eens op de ouderavond deze punten naar voren brengt? Jij bent net als Els, de moeder van Marcel en Tom: daar heeft ook iedereen de pest aan, maar ze zegt wel altijd wat iedereen denkt’.

Zo, die zit, denk ik. Wat erg!

Erger nog is dat Bram op zijn moeder lijkt in dit opzicht. Want waar ik meestal nog kan inschatten hoe ‘mijn mening’ zal worden ontvangen, of die mening zo kan inkleden dat mensen niet meteen op de kast zitten, mist mijn lieve zoon daar de sociale handigheid voor. En dat brengt hem (en ons) soms in een lastig parket…. Zoals die keer dat Bram op straat een bijzonder onguur typje aansprak met de woorden; ‘weet je niet dat je van sjeretten roken dood kan gaan?’. Of zijn verklaring aan de buurman dat hij de nieuwe heg heel mooi vindt, maar ‘mijn moeder vindt hem heel lelijk’. Of het aanspreken van een andere buurman op het feit dat hij 3 honden heeft die ‘ontzettend blaffen! En dat het heel raar is om 3 honden te hebben!’

En dat stemt me tot nadenken: Bram praat best goed en wordt vaak voor ‘beter’ aangezien. Mensen reageren daarom soms best fel op zijn uitspraken. En dat levert af en toe behoorlijke problemen op voor Bram, hij heeft regelmatig aanvaringen met mensen die hem ietsje te serieus nemen…

Arme jongen, viel de appel maar wat verder van de boom… Mijn voornemen is eens wat minder aan ‘ieder’s recht op mijn mening’ toe te geven, tenminste… .als Bram in de buurt is, dan….

Zomaar een gezellige zaterdag

Hier begint de zaterdag anders dan anders. Bart heeft zijn enkelbanden gescheurd en daarom moeten we onze vaste taakverdeling herzien. En die is dat Bart op zaterdagochtend met Bram van Hoofddorp naar Amstelveen rijdt, om daar met hem naar G-hockeytraining te gaan. En die eer valt mij nu dus te beurt, en daar heb ik eigenlijk geen zin in…Heb meer zin in zo’n tut-ochtend, in pyama de krant lezen, een wasje draaien en om 10 uur gaan douchen. Maar dat gaat dus niet door.

Bram en ik zitten netjes op tijd aan tafel. En omdat Bram erg onder de indruk is omdat zijn sterke vader opeens met krukken  loopt, werkt hij werkelijk keurig mee. Om 9.30 zitten we in de auto. Ik verdwaal altijd en overal, dus voor de zekerheid gaat de tomtom aan.

In de auto is het heel gezellig. Bram praat honderduit. Zijn helm die hij altijd draagt om verwondingen te voorkomen als hij een aanval krijgt mag hij in de auto af. Fijn om dat koppie zo goed te kunnen zien.

Bram vertelt dat hij op school de seizoenen leert: winter, lente, zomer en herfst. In de herfst vallen de blaadjes van de bomen, vertelt hij. Bram maakt met zijn handen het teken van vallende blaadjes: hij houdt zijn vingers naar beneden en wiebelt er mee. In de herfst kun je mooie bladeren vinden, die hebben allemaal mooie kleuren.

De tomtom-mevrouw meldt ondertussen keurig als we links of rechts moeten. Bram weet ook wat rechts is, verklaart hij. En met een zwaai gaat zijn rechterarm naar rechts. En ook wat links is, en daar kan ik net een zwieper van zijn linkerarm ontwijken. Levensgevaarlijk zo op de snelweg, maar ik geniet ook van mijn zoon die voor het eerst sinds weken zo lekker vertelt.

In Amstelveen wijst Bram me de weg (links, rechts….), en er is ook nog plek om te parkeren. Wij zijn prima op tijd!

Langs de stoep zien we enorme stapels bladeren liggen: Bram kijkt en bukt, kijkt en bukt, kijkt en bukt. In no-time heeft hij een hele bos met druipende herfstbladeren. Haast maken heeft geen zin bij Bram, dan gaat het allemaal nog langer duren….met zachte dwang krijg ik Bram op tijd bij zijn teamgenoten.

Daar is Herman, hij komt er eens gezellig bij staan. ‘Wat zie jij er vandaag geweldig uit’, zegt hij tegen mij, ‘Met die blauwe ogen, die stralen als sterren in de verre hemel. En die rode mond die…’. “Herman! Komen!” klinkt het over het veld. En weg is Herman, de rest van zijn verklaring, die alle andere moeders ook al eens hebben gehoord, kan ik niet meer verstaan.

Ik zie vanuit de verte dat Bram regelmatig wat kleine aanvalletjes heeft maar hij doet toch ontzettend zijn best. Het plenst en 'ons soort ouders' kan niet zomaar binnen gaan zitten. Maar het is hartstikke gezellig aan dat hek, onder onze plu’s en met onze koffie.

Op de terugweg zetten we de radio aan, en ik zing lekker mee met Abba. Maar dat zingen vindt Bram niet zo’n goed idee: zijn vingers gaan in zijn oren. Dan vervolgen we ons gesprek over de seizoenen. ‘In de herfst maken de vogels toch een nestje, mam? Om eitjes in te leggen’. We bedenken samen dat dat niet zo slim zou zijn van die vogeltjes, want dan krijgen de kleine vogeltjes het veel te koud.

Tevreden komen we thuis. Daar ligt het verslag van de eerste 2 maanden stagelopen van Bram op ons te wachten: het gaat helemaal niet zo slecht, want ik mag lezen dat ‘Bram enthousiast is, graag wil werken en hulp accepteert.  Het inpakken en uitpakken vindt hij heel leuk’. En de leerdoelen voor de komende tijd brengen een lach op mijn gezicht: ‘je rustig gedragen in de gang en de kantine, en daar niet zingen!