Drie weken ziekenhuis
Uiteindelijk duurt de eerste opname van Bram drie weken. Drie heel lange weken, waarin ik elke dag (op een paar uur na) in het ziekenhuis ben. Er is geen enkele ondersteuning vanuit het ziekenhuis mogelijk voor de zorg van Bram. Zelfs even opletten als ik naar het toilet ga, is niet mogelijk. En dat toezicht is echt noodzakelijk, want Bram heeft om de haverklap aanvallen.
Ik vraag aan de moeder van Wouter of ze wil opletten, als ik even naar het toilet ga. Als ik terugkom, staat de verpleging rond Bram’s bed. Bram
heeft een aanval, het gaat niet goed. Hij krijgt noodmedicatie toegediend. Dat
is een valiumpreparaat dat via zijn anus wordt toegediend. Bram komt gelukkig
weer bij. De verpleging vertrekt weer.
Wouter’s moeder, Bianca*, maakt voorzichtig een opmerking.
Dit keer over Bram’s bed. Tijdens de aanvallen knalt hij met zijn hoofd, armen
en benen tegen de metalen beugels van het bed. Dat moet eigenlijk afgeschermd
worden. Zij heeft weer gelijk. Op mijn aandringen brengt de verpleging
uiteindelijk (mopperend) dekens aan om de buizen.
Dagelijks, vlak voor de grote visite wordt gelopen, komt de
verpleging vragen hoe het met Bram gaat. Heeft hij de afgelopen 24 uur nog
aanvallen gehad? Hoeveel en van welke soort? Heeft hij gepoept? Geplast? Eet
hij goed?
Dan, meestal binnen een uur, stopt de dokterskaravaan bij
Bram’s bed. De verpleging leest precies voor wat zij kort daarvoor aan
wetenswaardigheden over Bram hebben genoteerd. De artsen, dokter Kortekaas* en
de neuroloog, knikken geleerd. Ik zit er bij maar lijk wel onzichtbaar. Het is
een heel vreemde gewaarwording.
Wat me ook steeds meer gaat tegenstaan: ik kan geen kant op,
niet eens heel even in het restaurant een kopje koffie gaan halen. En het is
mij ten strengste verboden om uit het koffie-apparaat van de verpleging een
kopje koffie te pakken. Buiten de drie officiële koffie-rondes is er niets te
drinken. Om zeven uur ’s avonds komt er iemand langs met kannen koffie en thee,
daarna houdt de service voor die dag op.
Het koffie-apparaat staat in een keuken. In plaats van een
drempel is er met rode tape een streep getrokken: patiënten en ouders mogen
niet achter de streep komen. En zo is het koffie-apparaat voor mij onder
handbereik maar toch onbereikbaar.
En dan, op een avond, voor de tweede keer in mijn carrière
als moeder-van-een-kind-waar-iets-mee-is, neem ik het heft in eigen hand. Als
de verpleging even uit zicht is, stap ik over de rode streep. Ik neem een
heerlijke kop koffie, en drink hem op naast Bram’s bed. Zelden zulke lekkere
koffie gehad.
De co-assistent
Karin*, de co-assistent van dokter Kortekaas, komt af en toe
langs. Direct in het begin van de opname heb ik met haar een eindeloos gesprek.
Ze vraagt me volledig uit, vast en zeker geheel volgens de medische
richtlijnen. Alle wetenswaardigheden over Bram, van conceptie tot geboorte, van
ontwikkeling tot kinderziektes, noteert ze. Ook van ons, ouders van Bram, wil
ze alles weten. En natuurlijk komt ook de familie aan bod.
Karin verdwijnt met haar papieren voor enige dagen uit
beeld. Maar nadat is vastgesteld dat Bram epilepsie heeft, komt ze weer langs.
Nu wil ze van alles weten over de aanvallen: wat voor aanvallen? Hoe vaak?
Karin komt vanaf nu vaker langs. Ze is bezig met een
presentatie over Bram. In haar hand heeft ze een stapel papieren. Daarop staat
in woord en grafiek ‘de casus Bram Ballieux’ uitgewerkt. Karin verklaart dat ze
het allemaal erg interessant vindt.
De dokter
Het gaat, nu Bram toch al enige tijd is opgenomen, wel iets
beter met Bram, maar hij heeft toch nog steeds aanvallen. Bart en ik willen dokter
Kortekaas daarover spreken, maar het lukt ons niet hem te spreken te krijgen.
Uiteindelijk hebben we een gesprek met hem. Wij geven aan
dat we graag meer willen weten over de epilepsie van Bram. Wat is daarvan de
oorzaak? Zijn er onderzoeken ingezet? En gaat het wel zoals het zou moeten gaan
met de behandeling?
We horen van dokter Kortekaas dat Bram een CT-scan zal
krijgen. Daarmee kan volgens hem worden onderzocht of er iets in Bram’s hoofd
zit wat er niet moet zijn. Ook zal hij bloed afnemen en urine verzamelen, voor
nader onderzoek. En tot slot zal er bij Bram ruggemergvocht worden afgenomen.
Ook dat zal worden onderzocht.
Wat de behandeling betreft: hij onderhoudt nauwe contacten
met dokter de Brauw, die kinderneuroloog is in het academisch ziekenhuis. Alles
wat hij doet, doet hij in overleg met deze arts. Wij hoeven ons geen zorgen te
maken.
De volgende dag moeten we urine en ontlasting van Bram inleveren. Bij Bram wordt bloed afgenomen.
Een paar dagen later is de CT-scan van Bram gepland. Bram
krijgt een tablet om rustig te worden: het is belangrijk dat hij rustig blijft
liggen in het apparaat, anders mislukt het onderzoek. Het tabletje werkt niet,
Bram krijgt een tweede pil. Dan gaan we op weg naar het scan-apparaat. Ik mag
niet mee met Bram, die uiteindelijk toch redelijk rustig is.
Ik ben er in de afgelopen dagen van overtuigd geraakt dat
Bram een tumor in zijn hoofd heeft. Want hoe kan een kind dat verder helemaal
gezond is, opeens epilepsie krijgen? Ik kan er geen ander antwoord op
verzinnen.
Als Bram door het CT-apparaat gaat, zie ik dat de deur
openstaat van de kamer van waaruit het apparaat wordt bestuurd. Ik kan om een
hoekje op de monitor kijken. Ik ga zo staan dat ik kan meekijken. Dan hoor ik
opeens een boze stem. Ik word weggestuurd naar de wachtkamer.
Tot slot volgt nog het onderzoek aan het ruggenmergvocht.
Daarvoor moet Bram (onverdoofd) een heel vervelende ruggeprik krijgen. Bram
wordt meegenomen naar de behandelkamer op de afdeling. Ik moet op de gang
wachten, ‘dan kan Bram straks bij u uithuilen.’ Dokter Kortekaas heeft twee
verpleegkundigen meegenomen, een man en een vrouw. De man zal Bram’s rug buigen
en hem stilhouden, en de vrouw zal de dokter assisteren als hij de naald in
Bram’s rug steekt.
Ik sta op de gang en hoor Bram gillen zoals ik hem nog nooit
heb horen gillen. Zelfs nu, bijna 18 jaar na dato, krijg ik nog kippenvel als
ik aan dat gegil denk. Bram, die alles tot nu toe heel makkelijk heeft
ondergaan, is compleet hysterisch.
Na afloop sluit ik hem in mijn armen. Hij huilt, dikke
tranen druipen over zijn bolle peuterwangen. Ik houd me groot, maar ben van
binnen net zo van streek als mijn zoon.
Over de inhoud van mijn rugzak:
Houden: De observatie dat er in het ziekenhuis geen rekening wordt gehouden met andere belangen dan alleen die van het ziekenhuis. Dat er nog veel te verbeteren valt in de positie van ouders, zowel als het gaat om iets praktisch als wat te drinken halen, als ook als gesprekspartner. (Let op: dit zal later nog een héél belangrijke rol gaan spelen....)
Weg:
Herinneringen aan deze weken opslaan op
externe schijf, schijf wegleggen.
Knap misselijk word ik hier van....
BeantwoordenVerwijderenDeze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderenIk wordt een beetje boos van die dr. kortekaas. Wat een kortzichtige man.
BeantwoordenVerwijderenHa,ha,..... en dan dat rode streepje..... geweldig. Daarom smaakt die koffie 10x lekkerder ;-)
Oh en dan die ruggeprik en dat gegil, dat vergeet je toch nooit meer. Je voelt je toch schuldig tegenover zo'n klein kereltje.