Als we eind
van de middag, het is al schemerdonker, nogmaals het terrein van de instelling
op rijden, zien we dat het er erg druk is. Het is de jaarlijkse
kerstviering en klaarblijkelijk is het net afgelopen, want het kerkgebouw stroomt leeg.
Ik zie in de verte Tanja
lopen, ik herken haar aan haar silhouet en haar houterige manier van lopen. Tanja
is een paar jaar ouder dan Bram, ze zat bij hem op school. Tanja wandelt iets
voorover gebogen tussen haar vader en moeder weg, en slaat dan het paadje in
naar één van de woningen.
Bart en ik
zijn vergeten Bram’s logeerkoffer bij het logeerhuis af te leveren. Dat zouden
we doen na het gesprek op hetzelfde terrein. Het gesprek over het wonen van
Bram.
Als ik
Tanja en haar ouders zie lopen, komt het binnen. ‘Zo lopen wij straks ook’,
denk ik, ‘ook wij bezoeken Bram dan voor dit soort bijeenkomsten. En brengen
hem daarna weer terug naar zijn eigen huis.’ Pas dan komen de tranen.
Om twee uur
was de afspraak. Met de plaatsingscoördinator en maar liefst twee afdelingsmanagers
van de instelling. En een gedragskundige, een aardige jonge vrouw die ik al
eerder ontmoette.
Als we allemaal
zitten, met koffie of thee, wordt de eerste vraag gesteld. ‘Wie is Bram?’
Bart steekt
van wal. Hij vertelt over Bram, wie hij is, hoe leuk hij is, en hoe stoer. En
soms heeft hij een béétje gedrag. Maar hij heeft altijd erge spijt.
En hij kan
zo leuk timmeren, en hij heeft een eigen boomhut. Hij luistert heel graag naar
muziek. En o ja, hij heeft zelf een eigen laptop, en die is zo ingesteld dat
hij vanzelf op youtube uit komt. Hij kan daar zo van genieten.
Bart praat
en praat. Ik heb opeens met hem te doen. Want ik krijg het gevoel dat hij meent
dat hij zijn zoon moet ‘verkopen’, dat hij de anderen wil overtuigen van het
feit dat Bram echt een leuke jongen is, echt echt waar.
Maar Bram
komt niet wonen omdat hij zo’n leuke jongen is. Hij komt daar omdat hij bijna
18 jaar is, en andere kinderen op die leeftijd ook ‘uit huis gaan’. Omdat het
voor hem thuis vaak erg lastig is, er gebeuren veel onverwachte dingen, die
heel normaal zijn in een gezin met andere kinderen. Op de instelling is meer
rust en structuur, en zijn er kinderen die hij kent en met wie hij kan spelen.
Omdat zijn zusjes recht hebben op een aantal rustige jeugdjaren. En omdat het
voor ons zo langzamerhand begint te tellen, al die jaren met zorgen en
schipperen.
Bram gaat
naar een instelling waar ze met zijn ernstige en actieve epilepsie kunnen
‘dealen’, met zijn verstandelijke handicap en zijn ‘moeilijk verstaanbare gedrag’.
En ja, ook ik hoop ontzettend dat al die nieuwe mensen die voor hem zullen gaan zorgen, zullen zien wat wij zien. Een dappere puberknul, een jongen met
doorzettingsvermogen en met humor. Iemand die zijn best wil doen.
Wij hopen
allebei dat die mensen dat zullen zien, dwars door zijn ‘moeilijk verstaanbare gedrag’en
door zijn ‘verzorgingsbehoefte’ heen.
Ik weet zelf
zeker dat wij Bram hier niet hoeven te ‘verkopen’. Als hij op deze instelling
niet tot de doelgroep hoort en hier niet mag/kan komen, wie dan wel?
Dit gesprek
gaat volgens mij over waar Bram het beste op zijn plaats zou zijn, in welke
woning en op welk soort groep.
Bij de
instelling is druk bezig hierover na te denken. Voor veel kinderen van Bram’s
leeftijd. Kinderen die Bram goed kent, die net als hij al lang logeren op het
logeerhuis, en met wie hij al eeuwen in de klas zit. Ook het verhaal van Bram
wordt daarin meegenomen.
Het is een
fijne gedachte dat hij waarschijnlijk veel van zijn toekomstige huisgenoten al
kent.
Net als de
gedachte dat school, logeerhuis en de opnamekliniek van diezelfde instelling
Bram net zo goed kennen als wij. En dat al die mensen stuk voor stuk hebben
leren zien dat Bram leuk is, en dapper, en een puber, en grappig.
En dat zij
allemaal, soms na overleg met elkaar en/of ons, in staat zijn gebleken met de
ingewikkelde kanten van Bram om te gaan. Meestal gingen daar ‘incidenten’ aan
vooraf. En nee, het is niet leuk daarover te worden gebeld, maar het is fijn
als je merkt dat het na overleg beter gaat, en dat mensen oprecht om hem geven.
Mijn tranen
gaan dus niet over het delen van de zorg. Ik heb daar alle vertrouwen in.
En ook niet
over wat ik Bart vertel als verklaring. Dat het is omdat ik nog steeds had
gehoopt dat we voor hem naar een studentenkamer zouden gaan kijken.
Het is
vanwege het besef dat dit mijn eerste kind is dat uitvliegt. Wegvliegt uit ons
gezin. Op vleugels die zijn gewicht niet kunnen dragen, en dat ook nooit
zullen kunnen.
Het gaat om
de weemoed als je kinderen uit huis gaan, als er aan deze periode een eind
komt.
Misschien
is dit nu wel het ‘lege nestsyndroom’, bedenk ik me!
En daarmee
zijn het, ondanks alles, heel normale tranen.
Talk talk:
Living in another world:
http://www.youtube.com/watch?v=8TS-ua3t2Ak
Geen opmerkingen:
Een reactie posten