‘Summertime, when the living is easy’. De zomertijd is begonnen, en dat is de reden dat dit wijsje in mijn hoofd zit.
Het is kwart voor zeven als ik opsta. De zon schijnt nog niet op deze maandagmorgen, maar het belooft een mooie dag te worden. Ik ga eerst naar Bram toe, doe de gordijnen een stukje open en een pil in zijn mond. Bram ligt nog diep te slapen en als hij even wakker wordt, is dat alleen om mij ‘ga uit mijn kamer’ toe te voegen.
Ik ga zingend (‘fish are jumping, and the cotton is high’) in de keuken aan de slag. Tafel dekken, Sam in de tuin, theewater opzetten.
Nog even naar Bram. Die ligt er nog steeds zo bij. Ik meld hem dat pappa zo komt. Nu komt er van onder de dekens ‘laat me met rust, ga uit mijn kamer! Ik ben de baas van mezelf!’
Oei, dat klinkt niet best. Zomertijd doet mij wel maar Bram duidelijk geen goed. Pippi trouwens ook niet, want zij wenst haar mand niet te verlaten en bekijkt mij met broeierige blik vanonder de rand van haar mandje.
De katten lopen ondertussen te gillen om eten en gaan tot hun onzetting met een zwaai naar buiten om daar aan hun ochtendgymnastiek te beginnen. Als katteblikken konden doden, dan las u nu geen stukje van mijn hand.
‘Your ma is goodlucking’, galm ik door de lege keuken, ‘so hush little baby, don’t you cry!’
Inmiddels is de rest van het gezin beneden. Bart ontfermt zich over Bram. Dat gaat niet goed, Bram wenst niet op te staan. Hij gilt en schreeuwt, schopt en slaat, knijpt en trapt. Ik ga Bart helpen. We proberen het vriendelijk, boos, dwingend, maar niets helpt. Uiteindelijk kleden we hem kordaat samen aan, en zetten hem aan tafel. Daar wil hij niets eten, wel gooien met alles wat hij in zijn handen krijgt. Maar uiteindelijk kalmeert hij, eet hij zijn yoghurt, krijgt zijn pillen.
En zo zitten Bram en ik dan om 8.30 uur in de auto, we gaan op weg naar de helmenman, er moet nieuw klittenband op zijn helm.
Bram laat zich wonderwel helpen, zit keurig op de bank te wachten. Hij trekt voor ons beiden uit de automaat een kopje koffie. Hij blijft dit keer van alle uitgestalde spullen af. Behalve bij vertrek als mij een kunstbeen wordt aangeboden. Het is 10 uur als ik hem op school aflever.
Nu naar huis. Ik heb me voorgenomen dat maandag mijn huishouddag is. Ik ga dan thuis een klus doen. Vandaag is dat: de keuken uitmesten. Ik begin bij de koelkast. Dat valt dit keer best mee, slechts één pot met beschimmelde inhoud. Alles netjes afnemen, boel weer inruimen.
Nu door naar de kastjes. Dat heeft duidelijk de laatste tijd wat minder aandacht gehad. Ik gooi bijvoorbeeld een pot Canderel weg met als uiterste houdbaarheidsdatum mei 2003.
Dan valt mijn oog op een plank vol met potjes vitamines. Bijvoorbeeld die pot ‘multi vitaminen en mineralen slow released’ met als houdbaarheidsdatum februari 2009. Twee potten kindervitamines (oktober 2010 en april 2011), Kelptabletten (waarom hebben we die eigenlijk? Houdbaar tot maart 2008), vitamine B Complex 50 en C-200 (maart 2009). En tot slot een pot pillen die ik helemaal niet kan thuisbrengen: St Johns wort ‘300’ (houdbaar tot april 2009).
Ik ontdek een vergeten voorraad van 107 verjaardagskaarsjes en berg ze samen met het zaterdag gekochte doosje op. In de categorie verjaarskaarsen trouwens ook nog een 4, een 5 en een acht. Ik maak een mentale aantekening, dat ik niet moet vergeten de 4 en de 8 op Bart’s verjaardag te gebruiken. Twintig oude batterijen, verlopen spaarkaarten, elastiekjes, een doosje gebakken uitjes uit de prehistorie, het verdwijnt allemaal uit de kastjes.
Ik poets, boen, zing (‘But till that morning, there's a'nothing can harm you. With daddy and mamma standing by).
Het is verder een dag die heel rustig verloopt. Mijn hoofd wordt lekker leeg, en de keukenkastjes ook.
Tevreden meld ik mijn acties van die dag aan Bart, die mij meldt ‘dat keukenkastjes opruimen net is als plassen in een donker pak. Je ziet er van buiten niets van, maar het geeft een warm gevoel van binnen’.
En bedankt!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten