Als moeder van 2 dochters met wie het gelukkig heel goed gaat (afkloppen…) heb ik gelukkig ook ‘zo’n dorp’ om me heen. In dat dorp wonen bijvoorbeeld de leerkrachten op school, die Eva en Femke net zo goed kennen als ik (nou ja, bijna net zo goed, natuurlijk!). De juf van de zwemles, en de meester van de tekenles. En die vervelende Boze Buurvrouw en de aardige mevrouw bij de slager. En natuurlijk de vriendjes en vriendinnetjes van de meiden.
En vooral: de ouders van de kinderen die je ontmoet op het schoolplein, aan de rand van het zwembad. Ouders die je gevraagd, ongevraagd en soms ongewenst advies geven. Ouders die jou als ouder van een kleuter ongemerkt voorleven, hoe het is om om te gaan met je kind van acht jaar, of je bijna-puber van 12. Met wie je kunt sparren over de bedtijd van je spruit, over de hoogte van het zakgeld. En met wie je kunt lachen of huilen als er iets aan de hand is met je kind.
Hoe anders is dat als je als ouders per ongeluk in Andersland terecht komt…
De eerste dorpelingen die je tegen komt zijn professionals, die nauwkeurig in kaart brengen wat er niet klopt aan (een gedeelte van) je kind: je krijgt het idee dat je niet één kind hebt, maar allemaal stukjes kind. En het zijn er zoveel, die hulpverleners, dat het zelfs lijkt of je niet in een dorp maar een grote stad woont!
Gewoon meedoen is er voor een Anders-kind meestal niet bij. Buitenspelen of op een sportclub kan niet zomaar. Die Boze Buurvrouw: die is juist tegen jouw kind opeens heel lief! En de mevrouw van de slager doet net of je kind er niet is, omdat ze bang is dat jouw kind geen plakje worst mag hebben…
De schoolpleinen in Andersland zijn meestal alleen per taxibus bereikbaar. Welke kinderen er bij je kind in de klas zit, weet je soms niet eens. En hun ouders zijn onbekend maar vooral: onbereikbaar!
In Andersland heb je dus niet zomaar een normale ‘village’ om je gezin heen. En dat is héél héél heél erg! Want juist als alles anders gaat dan je had verwacht, juist dan heb je enorme behoefte aan andere ouders, om mee te praten, en die jou een inkijkje kunnen geven in hun leven, die je kunnen voorleven hoe je dat nu doet: “Leven met een gehandicapt of chronisch ziek kind”.
Heel bijzonder is daarom het blog van Willemien Vereyken en Esther Kant, http://www.moederszondergrenzen.blogspot.com/. Zij zijn de moeders van Ebel en Joris, kinderen die er heel normaal uitzien maar toch in Andersland wonen. Met hun blog geven zij al een jaar lang een liefdevol, openhartig en ontroerend inkijkje in hun leven. Hun verhalen zijn net uitgegeven in boekvorm.
Voor mij zijn hun verhalen heel herkenbaar, en het doet me goed om verhalen te lezen over ‘ons soort kinderen’. Tot mijn verrassing mocht ik een paar keer mee komen schrijven, wat ik met veel plezier heb gedaan.
En ik bedacht me toen dat er misschien ook wel mensen zijn die eens in mijn gezin achter de voordeur willen kijken…. een gezin als elk ander en toch ook niet…
Ik hoop dat andere ouders hun weg weten te vinden naar “moeders zonder grenzen” en “avonturen in Andersland” en daaruit tenminste één belangrijke conclusie trekken: “ik ben niet alleen”!
Welkom in Virtual Village!
Help anders-kind zich thuis te blijven voelen in zijn dorp, ook al 'woont' hij in Andersland!
BeantwoordenVerwijderenIn de klas van onze jongste (groep 6) zijn enkele maanden geleden 2 klasgenoten na een hele lange aanloop, overgeplaatst naar het SBO. De jongen trok de leerstof al een hele tijd niet meer, maar had nu zelf ook dat besef. Hij is helemaal opgebloeid in het SBO, waar het rustig is in de klas en hij nu weer tot prestaties komt (en vrolijkheid) die hij lang niet meer heeft laten zien. Nu komt het: zolang hij daar zit (nu 2 maanden) komt hij iedere dag na school naar zijn oude school om zijn juf te vertellen hoe hij het in Andersland heeft. Dat is geweldig en ik weet zeker dat hij bij zijn dorp blijft horen (het gaat in dit geval ook om een klein dorp met 1 school met 110 leerlingen).
Kinderen die AWBZ zijn opgenomen in een instelling, staan bij de burgelijke stand ook daar ingeschreven. Toch krijg ik het niet voor elkaar (ik werk in zo'n instelling) in brieven te schrijven, dat ze daar wonen. Ik los dat op door te schrijven 'wonen'. Dat heeft iets magisch, ik wil er mee uitdrukken dat er maar 1 plaats is, waar ze horen, dat is hun gezin. Wat daar aan ontbreekt is dat ze vaak het contact kwijt raken met hun dorp, en hun broertjes en zusjes ook niet geintegreerd worden in Andersland (onze Pieter speelt wel met ze als ze op zondagmiddag op de trampoline springen, zich bezig houdend terwijl hun ouders op de groep met hun zoon of dochter bezig zijn), maar hoe vertrouwd ook, Andersland wordt nooit een dorp voor hen.
Nu de zorg steeds meer lokaal georganiseerd raakt, is dat de kans Anderskinderen weer te integreren in hun eigen dorp. Misschien dat Andersland met Anderskinderen in het dorp wat vaker iets kan organiseren met de andere kinderen (en hun papa's, mama's, kapper, slager, etc.) in het dorp. Maar laat de uitnodiging (en de zak met geld) dan eens een keer van het dorp komen. De mevrouw van de bakker kent Anderskind toch immers ook al bij naam vanaf dat hij een dreumes was? Het dorp is Anderskinderen niet vergeten, ze zijn door de instituties anders gemaakt!
Boudewijn