Bart en ik volgen een cursus bij een instelling over het uit huis gaan van je gehandicapte kind. Daar maken we kennis met ‘de driehoek’. In de ene hoek staat het kind, in de andere de ouder, en in de derde hoek de begeleiding van het huis waar het kind woont. Alle zijden van de driehoek zijn precies even lang, en elke hoek is precies even belangrijk.
Wat een raar verhaal, denkt u nu misschien, waarom wordt er op zo’n avond gesproken over driehoeken? Aanleiding tot dit verhaal is om met ouders te bespreken welke plek zij innemen als het gaat om de interactie met de instelling waar het kind verblijft. Voortaan, zo wordt ons duidelijk gemaakt, zijn instelling en ouders gelijkwaardig ten opzichte van het kind. Ouders, instelling en kind staan op gelijke afstand van elkaar….of zoiets.
De maatschappelijk werker kijkt streng rond terwijl ze dit stukje uitlegt. Ik heb haar leren kennen als een lief betrokken mens en vraag me af of dit haar eigen verhaal is, of dat ze dit moet zeggen van de instelling.
Die driehoek, daar klopt natuurlijk niets van! Bram en wij staan vlakbij elkaar. Bram kan niet voor zichzelf opkomen, voor zichzelf spreken. Dat zullen wij blijven doen, in elk geval tot onze dood, en we zullen regelen dat er ook na onze dood volgens onze principes gehandeld wordt.
Waar haalt een instelling het idee vandaan dat zij net zo belangrijk zou zijn als wij? En wat blijft er over van een driehoek wanneer twee van de drie hoeken naast elkaar komen te staan? Juist: een lijn, met aan het ene uiteinde de instelling, en aan het andere uiteinde Bram en wij. Precies recht tegenover elkaar dus.
Gek, hè, hoe zo’n klein voorval opeens alle alarmbellen kan laten afgaan! Met deze instelling willen wij geen driehoeksverhouding…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten