vrijdag 16 augustus 2013

Washing of the water




 

‘Wie strijkt, bepaalt wat men kijkt.’
 
Deze huisregel heb ik zelf ingevoerd. Ik heb namelijk een spuughekel aan strijken. Dus als ik de bout beroer, dan mag daar wel iets tegenover staan, vind ik.

Ik kijk het liefst naar ‘human interest’ programma’s. Niet zelden heb ik een (pasgestreken) zakdoek nodig om de traantjes te deppen.

Dit keer viel de keuze op ‘Een nieuw begin’. Een jonge vrouw krijgt na de geboorte van haar eerste kindje de diagnose kanker, ze wordt geopereerd, maar komt veertig kilo aan. Het lukt haar die veertig kilo af te vallen, maar helaas wordt haar figuur niet meer zoals het was. Haar huwelijk staat op springen, haar zelfvertrouwen is compleet weg. Ook is daar de allesoverheersende angst, dat de kanker terug zal komen.

Voor de camera verschijnt dit lieve maar zo kwetsbare vrouwtje. Ze wordt geïnterviewd door Angela Groothuizen.

Dan volgt al snel de zin waar ik nu al dagen op loop te kauwen: ‘Ik wil dat ik weer precies zo word zoals ik was.’

Worden wie je was ….. Dat klinkt voor mij als ‘terug naar af’. Alsof al die ervaringen er niet toe doen. Alsof het niet telt, de levenservaring die zij in die jaren heeft opgedaan. Ik word zelfs een beetje boos op haar, gewoon omdat ze zichzelf ook zo tekort doet. Die veertig kilo afvallen, bijvoorbeeld, dat is ontzettend knap!

Toch snap ik haar noodkreet wel. Zij zou zo graag die nare periode afsluiten, maar hoe doe je dat? Hoe word je weer die onbevangen vrouw die je ooit was?

Nu Bram uit huis is, voelt dat voor mij ook als ‘een nieuw begin’. Hier in huis hebben we echt allemaal even moeten bijkomen, er is echt heel veel gebeurd. We merken onder welke druk wij allemaal hebben geleefd. Ik voelde opluchting toen ik vanmorgen hoorde dat Bram vannacht drie aanvallen had gehad. En meteen daarna schaamde ik me daar voor.

Maar feit is: wij sliepen gewoon, in plaats van drie keer wakker te worden, te schrikken en te moeten handelen. Natuurlijk is het helemaal niet leuk voor Bram. Maar voor ons toch wel heel fijn om uitgeslapen aan de dag te kunnen beginnen. Zeker omdat dit soort nachten meermalen per week voorkomen.

Ik zou me graag weer op de arbeidsmarkt begeven. Maar dan komen de vragen. Ga ik terug naar waar ik gebleven was toen Bram zijn eerste aanval kreeg? Ga ik weer voor de klas staan, wat ik overigens met enorm veel inzet en plezier heb gedaan, en waar ik ook goed in was?

Maar hoe zit het dan met alle ervaringen die ik heb opgedaan? Ik heb, niet alleen als moeder, maar ook in mijn diverse vrijwilligerstaken, zo veel dingen meegemaakt, en daar ook veel van geleerd. Ik ben niet meer de vrouw die ik toen was.

Peter Gabriel schreef het prachtige lied ‘washing of the water’. Voor mij gaat het over het leven, over leren drijven, als het tegenzit, en over het terugverlangen naar wat ooit was.


‘River, river carry me on
To the place where I come from

So deep, so wide, will you take me on your back for a ride
If I should fall, would you swallow me deep inside

River, show me how to float
I feel like I'm sinking down
Thought that I could get along
But here in this water
My feet won't touch the ground
I need something to turn myself around’





donderdag 1 augustus 2013

Toverdoosje






‘De andere bgleiders vinden het nu ook leuk om mijn puisten uit te knijpen.”

Bram zit in bad en vertelt. Zijn hoofd is net met de tondeuse zomerklaar gemaakt, hij is uitgebreid gewassen, zijn nagels zijn geknipt. Hij is bijna klaar voor vertrek naar zijn eigen woning na een weekendje bij ons thuis.

Het gaat goed met Bram. Alles valt nu zo’n beetje op zijn plek. Hij kent alle begeleiders, de andere kinderen, en is gewend aan de routine.

Ook is hij van school, hij gaat sinds kort vijf dagen per week naar de dagbesteding.

Veel veranderingen, en hij pakt het eigenlijk best goed op. 

Natuurlijk zijn er scènes, bijvoorbeeld als hij geen prijs krijgt bij de fietswedstrijd op de eerste dag van het zomerfeest op de instelling. 

En er is een scene op de tweede dag van het zomerfeest, als blijkt dat hij niet mee mag doen met het dansoptreden van de dansles. 

Beide keren vertrekt hij in sneltreinvaart naar zijn woning, waar hij het interieur van zijn kamer grondig herschikt. Gelukkig zonder blijvende schade. Daarna laat hij zich troosten om zich nogmaals in de feesttent te vervoegen waar hij voor zichzelf een kroket bestelt (dag één) of alsnog een dansje doet (dag twee).

Ook op de dagbesteding zijn er een aantal incidenten. Onbekende personeelsleden roepen stress op, en datzelfde geldt voor de onbekende taxichauffeur die zijn eigen chauffeur vervangt. Bij het laatste incident probeert hij een map uit de bus mee te nemen, om daar zijn frustraties op af te reageren. Dat lukte niet, want ‘hij was sterker’.

Ik krijg via mail en ‘de schriftjes’ het een en ander mee van deze gebeurtenissen, en ik maak me zorgen. Jarenlang hebben we thuis en op school gewerkt aan het ‘omgaan met teleurstellingen’, was het mantra ‘boos zijn mag, gooien/smijten/gillen/spugen/weglopen niet’.

Bram leerde op school zijn toverdoosje te gebruiken, een gouden idee van de juf. In dit kleine houten doosje zitten kaartjes, met daarop suggesties wat je kunt doen als je boos bent. Bedacht samen met Bram, getekend door juf en klasgenoten. Je kunt bijvoorbeeld naar muziek luisteren, tot tien tellen, aan K3 denken, praten, of een hond aaien.




Thuis gebruiken we ‘de zonnetjeskaart’, een kaartje waarop hij voor elke dag een zonnetje kan verdienen als het ‘goed’ is gegaan. Het fijne van zonnetjes is dat er ook wel eens een wolk bij kan zitten, maar dat er dan toch een hokje gevuld wordt.




Het is spannend of Bram na al die training in deze nieuwe situaties in staat zal zijn goed met zijn boosheid om te gaan. ‘The proof of the pudding is in the eating’, nu moet hij laten zien of hij en wij geslaagd zijn.

Gelukkig treft Bram op zijn woning en op de dagbesteding mensen die hem begrijpen, die hem weten te kalmeren, zelf rustig blijven, en daarna met hem de draad weer oppakken. Zelfs met de taxichauffeur komt het weer helemaal goed.

En mijn dag kan niet meer stuk als ik hoor dat men zo van hem geniet, dat hij zo vrolijk en geïnteresseerd is, de gangmaker (welja!) van de afdeling!

Het enthousiasme betreft veel aspecten van Bram, zijn puisten horen daar overigens niet bij.


Ilse de Lange: Have a little faith in me:  https://www.youtube.com/watch?v=RKtQnwfUp9Q

maandag 15 juli 2013

Mannenzaken


 
 
‘Masturbeert hij al?’

De vraag van de orthopedagoge komt totaal onverwacht. Met enige moeite voorkom ik dat de net naar binnen gegoten koffie bij mijn overbuurvrouw in haar decolleté verdwijnt.

Héél normale vraag, hoor. Geen enkele reden voor een knalrood hoofd. Gewoon een normaal, alledaags gespreksonderwerp.

Het is het eerste IOPgesprek. Individueel Ondersteunings Plan-gesprek, voluit.
 
Aanwezig zijn de beide persoonlijk begeleiders van Bram, het afdelingshoofd, de AVGarts, de diëtiste, de orthopedagoge en ik. Allemaal dames.

Wij bespreken veel, en dus ook de seksualiteit van Bram.

‘Want als hij dat gaat doen, dan moeten we het hem wel goed leren’, vervolgt de orthopedagoge.

Ja, dat is belangrijk. Dat weet ik vanwege de andere gehandicapte in onze familie. Zeventig jaar lang geen enkele belangstelling voor zijn meestal verborgen metgezel, maar nu helaas ‘in de ban van’. Tot bloedens toe. 

'Goed dat hier aandacht voor is', denk ik.

Mijn vraag hoe het ‘leertraject’ er uit gaat zien, slik ik samen met de koffie weer in.

 
 
 
Fleetwood Mac: I don't want to know: https://www.youtube.com/watch?v=rmQVg14c-Ko

zondag 7 juli 2013

De schoolverlater





Er hangt geen tas aan de vlaggenmast, maar toch hebben ook wij in ons gezin een schoolverlater: Bram.

Toen Bram twee jaar was, gaven wij hem op bij een lichtelijk elitaire school in de buurt. Het aanvankelijke enthousiasme waarmee we daar werden ontvangen, veranderde snel toen bleek dat Bram epilepsie had. ‘Dat heb ik in de afgelopen twintig jaar nu nog nooit meegemaakt’, sprak de directeur. Zijn mond stond strak, zijn blik straalde ‘zó helemaal géén zin in dit gedoe’ uit.

Het was eigenlijk een opluchting dat er een school bleek te bestaan speciaal voor kinderen met epilepsie, school de Waterlelie.

Wij vulden voor het eerst papieren in die bevestigden dat Bram anders was, een kind dat niet naar een gewone school kon gaan. Het was een spoedprocedure, de woorden Lennox-Gastaut syndroom deden wonderen. Meneer was binnen een paar weken door de procedure heen, van harte welkom na zijn vierde verjaardag.

Wij hadden vrede met deze gang van zaken, zeker omdat hij daar tijdelijk naar school zou gaan. Zijn epilepsie was nog niet onder controle, maar dat zou zeker nog goed komen.  De kinderen die ik in de kleuterklas had gezien, waren allemaal zo gehandicapt, daar hoorde Bram echt niet tussen. Uit testen die wij hadden laten afnemen, bleek met Bram’s verstand niets aan de hand te zijn, hij scoorde volkomen normaal op een uitgebreid neuropsychologisch onderzoek.

Bram startte in de kleuterklas. Dat ging eerst prima maar helaas nam de epilepsie meer en meer weg van zijn mogelijkheden. Bram had zo verschrikkelijk veel aanvallen, dat hij de dag niet door kon komen zonder middagdutje. Dat deed hij altijd in ‘de poepenhoek’ zoals hij zelf uitlegde. Bram viel constant zomaar om. Hij had zeer langdurige perioden met een zogenaamde nonconvulsieve status epilepticus, schokken,  grote aanvallen. Het ging maar door.

Na drie jaar kleuteren was de vraag: wordt het de rechtergang (normaal basisonderwijs/MLK) of de linkergang (ZMLK). Tot ons verdriet werd het links.

Al eerder hadden we begrepen dat er bij hem geen sprake meer was van een ‘ontwikkelingsachterstand’ maar van een ‘verstandelijke handicap’. De schok toen ons dat op school werd verteld, was zo groot dat wij aan de rest van het gesprek geen enkele herinnering meer hebben. Tot op de dag van vandaag vind ik het ook zoiets onbegrijpelijks: dat je een gezond kind hebt, en dat je dat zomaar, waar je bij staat, ziet afglijden. De pijn die dat deed, is onbeschrijflijk.

School en wij gingen aan de slag met Bram. In vrijwel de meeste gevallen in goede harmonie. Het is van groot belang voor kinderen als Bram, dat school en ouders goed samenwerken, samen doelen stellen, samen afspreken hoe je omgaat met opvoedkundige zaken, zoals straffen en belonen. Dat je samen kijkt wat goed is voor een kind, wat haalbaar is, en op welke wijze een kind zich veilig voelt, en ook succeservaringen kan hebben. Dat ieder in dat gesprek de juiste input kan geven en dat het kind kan profiteren van het beste van iedereen.

Al is dat niet altijd goed gegaan, ik prijs onszelf heel gelukkig, dat Bram daar zo optimaal is begeleid.

Bram heeft zich eigenlijk vrijwel niet ontwikkeld als het gaat om ‘schoolse vaardigheden’, ondanks de moeite die daarvoor is gedaan. Hij kan niet lezen, niet schrijven, herkent een aantal letters, kan wel cijfers herkennen en schrijven, en met veel moeite een beetje klokkijken. Hij doet nog steeds kleuterwerkjes.

Maar hij heeft zich wel enorm ontwikkeld als het gaat om zijn persoonlijkheid, hij heeft de kans gekregen zijn sterke kanten in te zetten om beter in zijn eigen leven te gedijen. Bram is een doorzetter, die met regelmaat gehinderd door zijn epilepsie, altijd vrolijk doorgaat.

Bram kan enorm uit zijn plaat gaan als hij dingen niet snapt, als hij geen overzicht heeft, als hij teveel prikkels krijgt. En daar is op school stevig op ingezet. Het gaat niet altijd goed, maar wel veel beter dan het ging.

Dankzij de inzet van al die mensen, al die leerkrachten, al die klassenassistenten, al die therapeuten, kan ik volmondig zeggen dat er uit Bram alles is gehaald, wat mogelijk is.  

Afgelopen donderdag was het dan zover, Bram’s allerlaatste schooldag. Het was een feestdag, met taart, met bowlen, met kadootjes (toilettasje met geurtjes, volgens Bram 'om meisjes mee te lokken') en toespraken, met een gezellige en lekkere lunch.

Het was echt een feestje, al was het ook emotioneel. Voor de juffen die ook zo van Bram zijn gaan houden. Voor Bram zelf die het heel spannend vindt, die de veiligheid van zijn klasje gaat missen. Voor ons omdat school ook voor ons een veilig baken was, gedurende veertien zeer turbulente jaren. 
 
Een dag om terug te kijken, naar die eerste schooldag, waarin wij Bram met zoveel optimisme wegbrachten. Het contrast tussen onze verwachtingen toen en de werkelijkheid van vandaag is groot. Dat doet pijn.

Maar het is ook een dag om vooruit te kijken, en om met enigszins knikkende knieën de toekomst in te stappen.

Tegen allen op school die Bram hebben geholpen: heel veel dank!


Tijdens het bowlen werd ons Koningslied gedraaid. Ondanks de kreukelige tekst, vond ik het zo toepasselijk. Daarom hier een linkje naar dit lied, voor mijn eigen koning: https://www.youtube.com/watch?v=h_lRn6oBwWY

'Daar sta je dan
Ieder mens heeft een taak in dit leven
Alles gedaan om je voor te bereiden
Daar is het dan
Je belooft dat je alles zult geven
Iedere stap die je zette die leidde naar hier
En kijk om je heen
Wij lopen met je mee
Door de regen en de wind
Zal ik naast je blijven staan
Ik bescherm je tegen alles wat komt
Ik zal waken als jij slaapt
Ik behoed je voor de storm
Hou je veilig zo lang als ik leef'

zondag 30 juni 2013

E-time




Voor het huis staan tien fietsen, de gang staat vol met tassen. In de huiskamer zit een menigte meiden van (bijna) vijftien jaar, Eva’s vriendinnen.

Eva is deze week jarig, ze wordt vijftien jaar. Omdat ze vier maanden oud was, toen Bram ziek werd, is ze haar leven lang al ‘brusje’. Daar heeft ze nog nooit over geklaagd. Maar feit is dat tot nu toe erg veel in haar leven en dat van haar zusje gekleurd is door haar lieve grote broer.

Elke dag van haar leven heeft ze te maken gehad met gedoe in huis, aanvallen, schreeuwen, gekwijl. Eva heeft veel gezien. Duizenden aanvallen, valpartijen, verwondingen. Eva heeft geholpen bij talloze incidenten, kwijl weggeveegd, geholpen met eten. Eva heeft geleerd om om te gaan met het ‘moeilijk verstaanbare gedrag’ van haar broer. Ze heeft geleerd zeer zelfstandig te zijn.

Ze heeft meegemaakt dat het heel slecht ging met Bram, en onze wanhoop en ons verdriet daarover gezien. Ze heeft ook zelf veel verdriet en stress gehad.

Ik heb me hierover altijd schuldig gevoeld, iedere dag, bij elk incident. Of dat terecht is, daarover kun je twisten. Want al hebben Bart en ik natuurlijk niet gekozen voor de situatie van Bram, feit is dat wij hier wel keuzes in hebben gemaakt. Wij hebben ervoor gekozen om Bram thuis op te voeden, weliswaar met veel hulp, maar toch: onze keuze. Maar de gevolgen waren er ook voor de dames.

Vraag je me of we het weer zo zou doen, als we alles ‘over’ konden doen….. dan is het antwoord daarop dat ik dat echt niet weet. Ik weet echt niet wat wijsheid is, alleen dat wij telkens op elk moment hebben gedaan wat op dat moment het beste voelde. Ook omdat we lang hebben gedacht dat we Bram nog ‘beter’ konden krijgen.

Maar nu is Bram uit huis. Nu is er door de week E-time, tijd voor Eva. En F-time, tijd voor Femke.

Nog nooit heeft ze zo’n grote groep vriendinnen over de vloer gehad. Eva viert samen met een vriendin haar verjaardag.

De jarigen hebben samen bedacht wat er aan eten en drinken moest komen, en dat hebben ze allemaal zelf gemaakt. Taart, worstenbroodjes, wraps, salade…..

Eva geniet, en ik geniet mee. Van een afstandje, want ik blijf netjes buiten de woonkamer. Het zijn allemaal zulke lieve meiden. En ik zie opeens hoe ook Eva een volwassen meid begint te worden, met haar eigen vrienden. Een dame die ook buiten ons gezin haar leven opbouwt.

Gelukkig zit ze nu nog met haar vriendinnen bij ons thuis op de bank. Ik hoop dat ze dat nog heel lang zal blijven doen.

 

Abba: slipping through my fingers: https://www.youtube.com/watch?v=xfObZZshunA
I try to capture every minute
The feeling in it
Slipping through my fingers all the time
Do I really see what’s in her mind
Each time I think I’m close to knowing
She keeps on growing
Slipping through my fingers all the time

Sometimes I wish that I could freeze the picture
And save it from the funny tricks of time


zondag 16 juni 2013

Scharrelvrouw





Opeens was ze er: de scharrelvrouw.

Is dat een vrouw die niet alleen maiskorrels te eten krijgt, maar ook andere soorten groenteafval? Die tevreden tokkend/knorrend onder de struiken mag rondscharrelen/modderrollen, en niet de hele tijd in een te klein huis opgesloten zit?

Of is een scharrelvrouw hetzelfde als ‘een scharrel’? In de zin van ‘Nee, Aimée hoeft geen uitnodiging te verwachten voor onze vijftigjarige bruiloft. Zij is niets meer dan jouw zoveelste scharrel, Jan-Julius!’

Of zegt het iets over de wijze waarop zo’n vrouw zich voortbeweegt, niet gewoon lopend, niet rennend, maar ‘scharrelend’? Dus een stap voorwaarts, dan weer een stap achteruit, ondertussen met haar Manolo Blahniks de grond losmakend?

Een artikel in Trouw met als on-Trouwse kop: ‘Hollandse scharrelvrouw is de risee van Europa’ verschaft nadere informatie. Ik begrijp eruit dat er op Europees niveau is afgesproken dat vrouwen meer moeten gaan werken, dit om de vergrijzing het hoofd te bieden. Al tien jaar geleden.

Alleen, en nu komt het: Nederlandse vrouwen doen dit niet.

Weliswaar is Nederland koploper als het gaat om het percentage vrouwen dat werkt, maar die vrouwen werken grotendeels parttime. En dat is dus niet de afspraak, die is gemaakt in Brussel (ongetwijfeld met name door mannen van het volgende profiel: vijftig-plus, in het pak, met thuiszittende vrouw die de kinderen groot bracht/brengt, omdat meneer te druk was/is met zijn carrière, maar dit ter cynische zijde).

Kortom: de Nederlandse vrouw doet maar wat, van enige carrièreplanning is geen sprake. En wat er voor die carrière moet doorgaan, is ondergeschikt aan die van haar man en aan het geluk van de kinderen (die overigens wel weer het gelukkigste zijn van alle kinderen in Europa).

Vandaar: scharrelen.

Ik kijk in de spiegel en zie er eentje, zo’n scharrelvrouw. Ik bekijk mezelf meteen met andere (teleurgestelde) ogen.

Maar dan word ik boos. Hoezo, scharrelvrouw? Hoezo ‘risee’? Wat is dat voor Wilderiaans taalgebruik? Bah!

Wat is dat toch? Telkens weer die opinies die ongevraagd over mensen worden uitgestort. Met grote regelmaat uit de monden van onze volksvertegenwoordigers, waarvan ik me echt afvraag of zij weten wat er in onze maatschappij leeft. Ik vind het zo respectloos allemaal.

Natuurlijk ben ik voor emancipatie, vind ik ook dat vrouwen economisch zelfstandig moeten zijn. Natuurlijk vind ik dat mannen en vrouwen de zorgtaken eerlijker moeten verdelen.

Maar in je eentje kun je de maatschappij niet veranderen, je kunt alleen in je eigen microkosmosje proberen de zaken zo goed mogelijk te doen. En daarin spelen vele factoren een rol.

Geloof maar dat Bart en ik heel veel gesprekken hebben gehad over het aspect dat hij wel een carrière had en ik niet. Al heb ik me bewust nooit opgesloten in huis, maar heb ik me als vrijwilliger met hart en ziel ingezet voor andere zaken. Zaken die door onze overheid niet gezien worden, klaarblijkelijk niet meetellen, maar waarvan ik weet dat de intrinsieke waarde heel groot is.

Ja, ik heb mijn carrière laten sloffen, omdat er andere zaken waren die ik belangrijker vond. Die urgenter waren. Vooral mijn drie kinderen. Eentje met een grote zorgvraag, waarvan onduidelijk was hoe het verder moest en kon. Een kind waar ik tegen wilde kunnen zeggen dat wij er alles aan hebben gedaan om hem zo gezond en zo gelukkig mogelijk te maken.

Nee, het effect van al die inspanningen is zo op het eerste gezicht niet erg positief. De epilepsie is momenteel weliswaar relatief rustig, maar er zijn nog elke dag aanvallen. En hij kan nog steeds niet lezen en schrijven. Hij kan niet zelf de straat oversteken, en ook niet zelf zijn billen vegen.

Maar een ding is wel gelukt: Bram is (meestal) een gelukkig mens.

En daar ben ik heel erg trots op. Toevallig!



Een ander maatschappijbeeld:
Leoni Jansen & les Freres Guisse: Nina: https://www.youtube.com/watch?v=v_kH97A-3gk
‘You’ve got the watches, we’ve got the time’….


dinsdag 11 juni 2013

De Eigen Kracht van mevrouw Frederiks




Vijfentwintig jaar geleden schreef ik, toen nog studente in Wageningen, een brief aan de drie kinderen van mijn hospita, mevrouw Frederiks. Samen met twee andere studenten woonde ik op haar zolder.

Mevrouw was een echte dame, weduwe van een alumnus van dezelfde universiteit als die waar wij studeerden. Zij en ik hadden een enorme klik,

Mevrouw Frederiks (dik in de zeventig) had haar zaken goed op orde. Ze woonde in een mooi huis en voor haar huishouden had ze twee dames in dienst genomen, die allebei Annie heetten. Het onderscheid tussen de Annie’s werd gemaakt door een simpele toevoeging, I of II.

Annie I was de luxe-Annie. Zij deed met mevrouw Frederiks de boodschappen, ging met haar naar de markt, naar de borduurwinkel. Annie II was de poetsdame, zij boende het huis en deed de was.

Als de kinderen van mevrouw Frederiks langskwamen, meestal voor een etentje, zag het huis er tiptop uit, want gepoetst door Annie II. Er was gekookt door Annie I. Mevrouw zelf was voorzien van keurig gekapte haren (Annie I) en keurig gestreken kleding (Annie II).

De uren voor het bezoek bracht mevrouw meestal door in bed. De dag erna ook. Maar tijdens het bezoek was ze wie ze zo graag wilde zijn: de kwieke moeder van haar drie kinderen van middelbare leeftijd.

Wij, haar huisgenoten, zagen de andere kant. Wij zagen de vermoeidheid. Wij zagen dat de Annie’s steeds vaker kwamen.

Wij controleerden elke avond de deuren en het gasfornuis, en enige keren per week bleek dat niet voor niets. Dan stonden de deuren wagenwijd open. Stond het fornuis nog volop te branden.

Wij zagen bijvoorbeeld ook dat het haar niet meer goed lukte om ‘de toiletgang’ netjes af te handelen, de poep zat regelmatig op de bril en de muren. Wij wisten dat zij niet meer in bad durfde als er niemand in huis was, uit angst dat ze er niet meer uit kon komen. Want dat was gebeurd, tijdens een weekend dat wij er niet waren. Ze zat toen urenlang in het bad, en kon er pas na uren met veel moeite uit komen.

De Annie’s en wij deden meer en meer voor mevrouw Frederiks. Met veel liefde, maar ook met toenemende bezorgdheid.

En soms met een zucht, eerlijk is eerlijk. ‘Maaaaaaike, ben JIJ dat? Kun jij even die draad voor mij door die naald halen?’ Betrapt bij het heel zachtjes de trap opsluipen…

Over die dingen ging de brief aan de kinderen van mevrouw Frederiks.

Het antwoord van de kinderen van mevrouw Frederiks vond ik onthutsend. Zij begrepen niet waar wij het over hadden. Kortgeleden nog, bij het laatste etentje, hadden ze het er over gehad. Over hoe goed het met moeder ging. En dat ze er zo goed uitzag, zo verzorgd. En dat ze zo heerlijk en uitgebreid had gekookt.

Er kwam dus geen hulp van de kinderen van mevrouw Frederiks. Ik begreep er helemaal niets van.

Nu, vijfentwintig jaar later, begrijp ik mevrouw Frederiks en haar kinderen veel beter.

Het vragen om hulp, het toegeven dat het niet goed gaat, dat je hulp nodig hebt, dat is meer dan een puur zakelijke mededeling. Het gaat over je zelfbeeld, over verwachtingen die je hebt van jezelf, als onafhankelijk persoon, als iemand die zelf de regie heeft over het eigen leven.

Het gaat om trots, bij degene die om hulp vraagt.

Om hulp vragen is ook moeilijk omdat het je relaties met andere mensen verandert. Kun en wil je je hulpvraag wel bij die ander neerleggen? Want wat het antwoord ook is op die vraag, nee of ja, de relatie met die andere persoon zal voortaan anders zijn.

Mevrouw Frederiks organiseerde haar eigen hulp, en betaalde dat zelf. Maar haar angst was afhankelijk te worden, wellicht niet meer in haar huis te kunnen blijven wonen. Na haar eerste hartinfarct was dat haar grootste zorg, ze was zo verdrietig, daar in dat grote witte ziekenhuisbed.

Kort daarna kreeg mevrouw Frederiks een tweede hartinfarct op straat. Terwijl de ambulancebroeders haar probeerden te reanimeren, liep haar dochter toevallig langs. Ze wilde niet nieuwsgierig zijn, en liep gewoon door. Pas later bleek dat het om haar moeder ging.

Mevrouw Frederiks overleed op weg naar het ziekenhuis. Zij is tachtig jaar geworden, en precies op tijd gestorven.



Tom Odell: Grow old with me: http://www.youtube.com/watch?v=Kvv9jF8xJPs