Gisteren was het weer zover: het jaarlijkse
kerstspel. En voor de vierde keer op rij was Bram Jozef. Máánden oefenen (nou
ja, zie verderop) gingen vooraf aan de opvoering van Het OudHollandsche
Kerstspel zoals een en ander ons op papier wordt aangekondigd.
Als altijd kom ik ruim op tijd aan, inclusief
een mandje met chocolaatjes. Die mag Bram uitdelen na afloop. Met deze kleine
geste geven we uiting aan onze dankbaarheid aan de mensen die onze zoon dag in,
dag uit begeleiden en het mogelijk maken dat hij kan laten zien wat hij kan en
wil.
Bram is in zijn eigen ‘werkplaats’. Zo wordt
het lokaal genoemd waar Bram zich bezighoudt met zijn takenpakket op de
dagbesteding: het maken van keramiek en zeep. Bram is druk aan het werk. Hij
zet een plank op de tafel en stapelt daarop zorgvuldig bakjes die nog in de
oven moeten.
Hij werkt rustig en gestaag door. Uit niets
blijkt dat hij mij heeft waargenomen, ondanks mijn herhaaldelijk groeten. Met
Marleen, zijn begeleidster, heb ik woordeloos contact, ik ga aan tafel zitten en
wacht tot hij zover is. Bram werkt onverstoorbaar door.
Gelukkig merkt hij ook niet dat Bas achter
zijn rug een bakje verplaatst. Gewoon om te pesten, hij gniffelt er bij en
kijkt of Marleen en ik het hebben gezien. Marleen zet het bakje weer recht, en
geeft me een knipoog.
Na enige tijd lijkt Bram klaar te zijn met
stapelen. Marleen tikt hem aan en wijst op mij. Hij komt rustig naar me toe en
geeft me een langdurige knuffel.
Dan trekt hij het hesje aan, dat hoort bij
zijn rol van Jozef. In de centrale hal is het kerstspel inmiddels begonnen. Een
vrijwilligster speelt op haar viool en de eerste kerstliederen klinken. Bram
loopt rustig naar voren en gaat zitten.
Vanaf mijn stoel helemaal achteraan kan ik
zien dat Bram best zenuwachtig is. Naast hem zit een mevrouw, hij leunt zwaar tegen
haar aan. Aan de andere kant van de mevrouw zit (kerstengel) Charlotte, met wie
hij ook op school zat. Ook zij is zenuwachtig en ook zij leunt zwaar op de
mevrouw. Deze mevrouw is één van de souffleurs, zij spreken de teksten uit voor
wie dat niet kan, en vallen in als iemand zijn tekst is vergeten. Zo kan
iederen, ongeacht zijn/haar mogelijkheden tot spreken, tóch meedoen. Dat is echt
omdenken: bedenken hoe iets wél kan!
Het spel begint met een rondgang van Jozef en
Maria. Maria heeft er zin in, ze is Bram een tiental meters voor. Met hulp van
de mevrouw durft Bram ook, en samen lopen ze de hal rond en rond en rond.
En dan is het tijd voor de zoektocht naar een
slaapplek voor de aanstaande ouders. Bram moet als man uit die tijd natuurlijk
het woord voeren. En dat doet hij, voor het eerst, zonder haperen. De moeilijke
zinnen komen er duidelijk uit. Zo knap. Het kan niet anders of mensen moeten
het zien: ik ben zo trots! Dat komt ook omdat Bram zich dit keer ook niets
aantrekt van Bas die door het publiek loopt en aan iedereen (íedereen!) op
luide toon het volgende vraagt: ‘Gezellig he?’
Als ik dat merk, zakken mijn schouders, daalt
mijn bloeddruk, en besluit ik me dit keer gewoon te ontspannen. In een vorige
jaargang is Jozef wel eens in grote woede ontstoken, inclusief woedend roepen én
een opgestoken middelvinger. Inclusief sissend publiek. Inclusief hoogrode konen
en samengeknepen billen bij mij. Inclusief een voorgenomen (maar gelukkig voorkomen)
vechtpartij tussen Bas en Bram na afloop. Toen konden de vaders de heren net in
hun nekvel grijpen.
Dit keer gaat alles in pais en vree. Tot
Charlotte besluit dat zij tóch een extra lied wil zingen. Een extra lied, dat
dus niet in het draaiboek staat. En dat is Bram te gortig. Ik hoor hem luid en
duidelijk verkondigen dat ‘dit niet zo hoort! Dit liedje hoort er niet bij!’
Daar gaat Jozef. Hij trekt zijn hesje uit en vertrekt.
Voor me gaat het kerstspel verder, Maria moet
het alleen opknappen. In het draaiboek dat we allemaal hebben gekregen, zodat
we mee kunnen lezen (handig, want zelfs met souffleurs is het lastig te
verstaan), zie ik dat Jozef voorlopig geen rol heeft. Dat komt mooi uit, want
het is uitgesloten dat Jozef zijn werkzaamheden op korte termijn zal hervatten.
Die is namelijk net achter mij zijn werkplaats ingelopen op de voet gevolgd
door Marleen. Ik besluit dat ik me er niet mee ga bemoeien, dikke kans trouwens
dat dit averechts zal werken.
Het blijft stil achter me. Voor me gaat het
spel verder. Iedereen mag meedoen. Er zijn langdurige intermezzo’s met kerstliedjes
en met muziekinstrumenten.
Bram gaat nu ruim vier jaar naar de
dagbesteding, en ik heb daarom ook de andere jongeren wat beter leren kennen.
Het is duidelijk dat alle jongeren écht een ontwikkeling hebben doorgemaakt. Ze
durven meer, en tot mijn verrassing zijn er een aantal die écht goed kunnen
zingen. Toonvast klinken de bekende en ontroerende liederen. Niet alles is even
goed verstaanbaar, maar het is allemaal zo bekend dat dat niet hoeft. Het raakt
me om dat te merken.
In het draaiboek doemt nu toch weer een rol
op voor Jozef, lees ik. Ik besluit daarom toch bij Bram te gaan kijken. Bram is
rustig bezig. Op tafel voor hem staat een grote bak met ingepakte zeepjes. Bram
wil er een aantal kopen voor zijn zusjes. Hij houdt allemaal zakjes voor mijn
neus en vraagt of ik geld bij me heb. Rustig bespreken we de opties en maken
een keuze, ik heb geen geld bij me, maar mag een andere keer betalen.
Bram begrijpt nu ook dat zijn aanwezigheid in
het kerstspel weer gewenst is, hij neemt zijn plek in het spel weer in.
Na afloop propt hij een stuk krentenbrood in
zijn mond en informeert of hij ‘super heeft geluisterd’. Daarna zien we Ellen, zij oefent als
vrijwilliger elke week met Bram tellen en klokkijken. Bram en Ellen laten me
zien wat Bram allemaal al kan. Geweldig dat dit weer is opgepakt.
Hanneke, die met de jongeren heeft geoefend
voor het kerstspel, vertelt tussen neus en lippen door dat ‘Bram nooit wilde
oefenen op zijn tekst.’ Het is waarlijk een wonder dat het zo goed ging.
Daarna ga ik naar huis en Bram met de taxi
naar zijn woning. In de haast vergeet hij zijn zeepjes, Marleen komt ze
speciaal bij ons thuis brengen. Lief, dat scheelt ons weer een scene.
’s Avonds vertelt Bram aan de telefoon dat
hij ‘geen nare kriebels meer in zijn buik heeft.’