‘Ik kan er ook een knoop
inleggen.’
Bram zit naast mij in de
auto, we zijn onderweg naar de dagbesteding, als deze, toch wat dubbelzinnige
opmerking, uit zijn mond komt.
‘Hoe bedoel je dat, Bram?
Waar kun je een knoop inleggen?’
‘Nou, gewoon, in mijn
piemel!’
Tjongejonge, denk ik, hoe
komt hij hier nu bij. En net als veel andere Anderslandouders denk ik meteen‘er
zal toch niemand …?’
Ik vraag, zo neutraal
mogelijk, waarom hij dat zegt. Het antwoord is dat hij die ochtend nog niet
geplast heeft, iets waar ik hem aan had moeten herinneren.
Ik moet eigenlijk erg
lachen, het is weer zo’n keurig geformuleerde opmerking, die ongeveer, maar
niet precies, op de situatie past. Juist dat maakt praten met Bram vaak zo
grappig.
Bij de dagbesteding gaat
Bram breeduit grijnzend in een stoel zitten. Ik zeg hem dat hij nu meteen moet gaan
plassen, en meteen daar achteraan meld ik lachend aan de aanwezigen wat Bram in
de auto zei.
En dat had ik beter niet
kunnen doen.
Bram wordt woedend, hij
staat op en strekt zijn armen naar mij uit. ‘Wat zei jij daar?’, schreeuwt hij
me toe. Hij houdt nu mijn arm vast en met de andere hand probeert hij mijn neus
te pakken.
Daarmee gebeurt er voor het
eerst waar ik al jaren bang voor ben: er ontstaat een situatie waarin ik bang
ben voor mijn eigen zoon. Hij is groter dan ik, en ook sterker. En als hij mijn
neus pakt en niet loslaat, dan zijn de gevolgen niet te overzien.
Ik besluit dat ik van mijn
angst niets laat merken. Ik zeg zo rustig mogelijk dat hij me moet loslaten en
dat we dan gaan praten. Het helpt niet.
Ik vraag het nogmaals, maar
Bram blijft boos. De twee begeleiders trekken Bram van me af, we doen allemaal
kalm. Ook Bram lijkt inmiddels wat rustiger te worden. Ik leg hem uit dat het
een grapje was, en dat lijkt hij te accepteren.
Bram vertrekt naar het
toilet. Ik sta op de gang te wachten, om hem nog even een afscheidskus te
geven.
Daar komt Marcel aan. Hij
doet de deur van het toiletgedeelte open. En dicht. En open. En dicht. Open,
dicht, open, dicht.
Daar is opeens Bram weer.
Hij komt uit het toilet gerend, en schreeuwt ‘Marcel! Jij doet de deur open en
dicht! Ik kan zo niet plassen!’
En met een goedgemikte
schouderworp draait hij Marcel zo op zijn rug, op de grond.
Al valt Marcel niet hard,
dit mag natuurlijk helemaal niet! Dit kan niet. Het is mijn grote angst dat
Bram in zijn domme kracht een keer iets doet waar een ander de pijnlijke
gevolgen van moet dragen.
Ik ren achter Bram aan.
Marcel wordt rechtop gezet, zijn onderlip trilt, hij kan zich niet goed uiten.
Hij is gelukkig nog helemaal heel.
Bram moet op de bank
bijkomen, nadenken en dan praten met de begeleiding en met mij. We leggen
weer uit dat het echt niet mag, aan andere mensen zitten, hij mag dit niet zelf
oplossen.
Ik ga aangeslagen weg. Mijn oksels
klotsen, en ik kom te laat op mijn afspraak. Met een ongeschonden neus, en een
knoop in mijn maag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten