‘Ik wil dat
mijn aanvallen weggaan. Naar de andere kant van de wereld.’
Dat is de
wens van Bram. Hij kan het ons vertellen. Ook dat hij er zo van baalt.
Wij balen
ook. En dat is nog voorzichtig uitgedrukt. Dat Bram zich van een normaal begaafd
jongetje heeft ontwikkeld tot een jongeman met een ernstige meervoudige
beperking vinden we erg verdrietig. Maar dat het laatste stukje kennis, kunde
en vaardigheden dat hij heeft zo ontzettend wordt ondergesneeuwd door de
continue stroom aanvallen, is ronduit dramatisch.
Tekenen of
kleuren: uitschieters door de schokjes en nat papier door het kwijl. Zelf
aankleden, voor hem een teken van ‘groot zijn’, dat lukt eigenlijk nooit. Van
eigen regie is geen sprake. En sinds een jaar zijn er zeker vier dagen in een
week die hij grotendeels slapend kan doorbrengen, of vrijwel continu schokkend en kwijlend
in een rolstoel.
Bram is in
september 2006 thuisgekomen van een opname in een epilepsiecentrum. Daar is een
half jaar lang geprobeerd om zijn aanvallen onder controle te krijgen. Maar
liefst drie verschillende en zeer bekwame kinderneurologen hebben zich over ‘de
casus Bram’ gebogen.
De laatste neuroloog
sprak woorden die ons leven blijvend hebben veranderd: ‘het is tijd het hoofd
in de schoot te leggen, en te accepteren dat Bram onacceptabel veel aanvallen
heeft.’
Dat
accepteren, dat hebben we geprobeerd. Natuurlijk is het niet gelukt. Maar wel
hebben we ons aangewend al die aanvallen te beschouwen als zaken waar je niet
te veel aandacht aan moet geven. Bram en wij leven voor de momenten tussen de
aanvallen door. Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het
gaat.
Om Bram
heen hebben we een veilige schil gebouwd. School en logeerhuis handelen in onze
geest. Iets wat niet vanzelfsprekend is. Samen hebben we heel veel gepraat, en
afgestemd wat voor hem een goed leven is. Dat is bijvoorbeeld dat school
gewoon doorgaat. Daar staat een stoel waar hij altijd vast in zit. Bij de
gymles en bij het koken is er vanuit het PGB een op een begeleiding, anders is
het onveilig.
Ook thuis
is er veel veranderd. We zijn verhuisd naar een woning met een aangepaste
slaapkamer en badkamer beneden. Een speciaal veilig bed, waar hij niet uit kan
vallen en waarin hij zich geen pijn kan doen. Stoel om te eten, een andere om te
douchen en een rolstoel. Alles voorzien van hesjes om te voorkomen dat hij er
uit stuitert.
Ook thuis
is er hulp. Mensen die hem helpen de dingen te doen die belangrijk voor hem
zijn. Naar buiten gaan, fietsen, een boodschapje doen. Zonder dat je ouders
overal bij zijn.
Of
knutselen aan tafel, en dan iets ‘af’ maken. Zo een succeservaring hebben. Er
zit dan iemand naast hem die zijn werk beschermt bij aanvallen, even de schaar
vastpakt, of de kwast.
Ons leven
bestaat uit routine, op vaste dagen doen we vaste dingen. En voor veel dingen
is een vaste volgorde.
Met al die
maatregelen hebben we voor Bram veiligheid in de letterlijke en figuurlijke zin
van het woord gecreeerd. Onze eigen comfort zone.
In de
afgelopen zes jaar hebben we het fijn gehad met elkaar, relatief rustige jaren
gehad waarin we als gezin veel leuke dingen hebben meegemaakt. Goed voor Bram
en goed voor de rest van het gezin. Natuurlijk hebben we van alles geprobeerd
om de aanvallen te bestrijden. Een Nervus Vagus Stimulator, weer bijna twee
jaar ketogeen dieet, diverse anti-epileptica: alles zonder resultaat.
Dinsdag is
Bram nogmaals opgenomen bij het epilepsiecentrum. De epilepsie vraagt meer en
meer aandacht, negeren lukt echt niet meer. Eerst een periode van observatie,
wat gebeurt er in de nacht? En dan, wellicht, sleutelen aan de medicatie.
Wij hebben
een gesprek met de neuroloog. Daarin vallen woorden als ‘met de rug tegen de
muur’, ‘geen garantie op succes’, kwartjes die de ene kant maar ook de andere
kant op kunnen vallen, sudep.
Voor Bram
geldt dat hij alles dapper ondergaat. Gelukkig wel naar zijn eigen school. Maar
het is heel heel moeilijk voor hem. Want hoe lief, betrokken en ervaren het
personeel ook is, ze kunnen (nog) niet bieden wat Bram nodig heeft: de structuur van
thuis.
We richten
zijn kamer in, met zijn eigen spullen. Halen hem zelf van school. Laten hem
alles zien. Praten met de lieve en betrokken begeleiding.
Ik ga de
tweede dag bij hem op bezoek. Als ik daar aankom, ligt hij te slapen op de bank,
hij heeft een grote aanval gehad in de nacht. Als hij wakker wordt, is hij
boos. Hij wil van alles wat niet kan. Spelen bij een jongen uit zijn klas. Dat
het internet het doet, zodat hij naar K3 kan kijken op youtube. Hij loopt weg,
schreeuwt, slaat mij. Het is helemaal geen leuk bezoek.
Ik ga
verdrietig weg. Laat een verdrietige Bram achter.
Ik
realiseer me nogmaals hoe groot de impact van de beslissing is die we hebben
genomen. We hebben Bram alle veiligheid ontnomen, hem uit zijn comfort zone
gehaald. Voor een noodzakelijke zoektocht met een onzeker resultaat.
’s Avonds
gaat de telefoon. Het is Hetty van het epilepsiecentrum. Ze heeft met Bram
gepraat, en hij wil me wat zeggen. Bram komt aan de lijn, het is even helemaal
stil. Dan klinkt er opeens ‘sorry…..’.
Niet meer
dan dat, maar voor mij meer dan genoeg.
Wat is hij
toch dapper! Ben zo trots op hem!
I could make you happy, make your dreams come true.
Nothing that I wouldn't do.
Go to the ends of the Earth for you,
to make you feel my love
Bram vindt
het heel leuk post te krijgen…
Stichting
Epilepsie Instellingen Nederland
afdeling
Observatie kinderen en jongeren
tav Bram Ballieux
locatie
Meer en Bosch
Achterweg 5
2103 SW
Heemstede