maandag 25 juni 2012

Tien bijzondere gasten



Vrijdag is het dan eindelijk zo ver: het verjaardagsfeestje van Bram. In de vroege ochtend heb ik nog even telefonisch overleg met de juf. De hele klas gaat immers mee, en het feestje roept behoorlijk veel spanning op in de hoofden van de dames en heren. Met juf spreek ik nogmaals de hele gang van zaken door. Zij komt zelf nog met het geweldige idee om samen met de kinderen alvast een indeling te maken voor het vervoer. 

Wij stemmen alles af, tot op het kleinste dingetje: duidelijkheid is zo belangrijk bij deze kinderen. Zonder ‘duidelijk’ wordt het geen feest, maar eerder zoiets als een excursie naar een mijnenveld.

Even voor half vier komen we op school aan om de feestgangers op te halen. In de klas zitten tien stralende kinderen klaar. Jas aan, tas voor zich. Het lijkt wel een militaire operatie, zo strak is alles gepland.

Ik krijg Tim in de auto, letterlijk en figuurlijk mijn grote vriend. Hij mag voorin zitten. Op de achterbank zitten Eline en Bob. Tim heeft het hoogste woord. Hij vertelt dat hij er zo veel zin in heeft. En vraagt of we ook patat gaan eten. ‘ik ben dol op patat, Maaike!’, zegt hij blij. ‘ik ben dol op snacks!’ Bob wil ook graag wat zeggen maar dat wil Tim niet. “Even je mond houden, Bob!’, zegt Tim, ‘nu ben ik aan het praten!’

Als we bij de bowlingbaan aankomen, valt Tims oog op de vuilnisbakken. ‘Heeee, kliko’s!’, roept hij opgewonden. ‘Zouden ze die nog gebruiken? Als ze ze niet gebruiken, dan wil ik er wel eentje mee naar huis nemen. Ik ben dol op kliko’s!’

Tot nu toe is alles zo voorspoedig gegaan, dat we tien minuten te vroeg bij de bowlingbaan aankomen. En dat pakt niet goed uit. Als we binnen komen, is het er donker, de muziek staat knetterhard. De banen zijn verlicht met knipperende lichtjes, rook hangt boven de pionnen. Daardoor heen rent menigte kleine, gillende kinderen met lichtgevende bandjes om hun nek.

En daar staan wij dan: vier volwassenen, drie ‘gewone’ kinderen en tien zeer prikkelgevoelige, zwaar epileptische kinderen. De moed zakt me spontaan in de schoenen.

Al snel vinden we onze tafeltjes, nu nog even (in het donker) de kinderen bij elkaar zoeken. Gelukkig laat iedereen zich gedwee op de bankjes neerzetten.

En dan begint het wachten.

Na tien minuten worden er bordjes, servetjes, en vorkjes op tafel gezet.

Na nog eens vijf minuten wachten wordt het het feestvarken zelf te veel. Hij heeft begrepen dat de muziek uit zal gaan en kan alleen nog maar gillen; ‘ik wil ook discobowlen, ik wil ook discobowlen, ik wil ook discobowlen!’ Uiteindelijk rent hij de bowlingbaan uit, zo het bos in. Meteen daarachter aan rent Bart.

Nu is het tijd om de bediening tot spoed te manen. Ik meld met enig gevoel voor dramatiek dat ik daar zit met tien autisten, en dat er al eentje is weggerend. Dat helpt. Daar komt dan eindelijk de taart, met de kaarsjes. De jongeman wil meteen de taart gaan uitdelen, zonder dat de kaarsjes hebben gebrand, zonder dat ze zijn uitgeblazen, zonder zingen en helaas dus ook zonder de jarige job. Dit roept weer de nodige stress op bij de overige feestgangers, want zo gaat het draaiboek niet.

Ik bel Bart, Bram en hij komen terug. De meneer bezweert Bram dat de muziek aanblijft, wij bezweren Bram dat het ‘dus’ wel degelijk discobowlen is.

Bram kalmeert, de knetterharde muziek is inmiddels uit, het licht aan, de mist opgetrokken en de gillende meute kleuters is vertrokken. Nu kan het feest echt beginnen.

We zingen, Bram krijgt kadootjes, we doen de schoenen aan. We bowlen, en er is rust.

Ik praat met Jan, die er gelukkig bij is. Hij vertelt zelf over zijn val van de trap. Dat het een aanval was, en toen een harde klap. Helemaal van boven naar beneden gevallen, van bovenaan de trap. Dat hij met de ambulance ging en overal pijn had. Ik ben zo blij dat hij bij ons is, dat ik even mijn neus moet gaan snuiten.

Na afloop is er voor iedereen een kartonnen auto, met friet en een kroket, frikandel of een kaassoufle. Iedereen smult.

Daar zijn de ouders al weer. De moeder van Jan vertelt dat ze bezig is haar huis veilig te maken voor Jan. En dat ze daarvoor hulp heeft van MEE, een organisatie waar ze nog nooit van had gehoord. Word er een beetje verdrietig van, dat te horen.

De vader van Tim vraagt bezorgd of het goed is gegaan. Ik vertel hem dat wij zo van Tim hebben genoten. En dat is echt zo. Als je Tim’s gebruiksaanwijzing (die niet zo anders is dan die van Bram) volgt dan gaat het prima. Dan is Tim een ontwapenende gast. Vader blijkt zeer geraakt door het compliment. Hij hoort normaal alleen maar klachten, vertelt hij. Dat raakt mij dan weer.

Na afloop betaal ik de rekening, praat nog even na met de bediening. Na het rommelige begin hebben ze zich enorm ingespannen om het tot een leuk feest te maken. Het blijkt dat de ouders van een van de jongens bij het epilepsiecentrum werken.

Ik geef een veel te grote fooi….. Hoop dat we volgend jaar weer welkom zijn met ons illustere gezelschap.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten