‘Busje komt zo, busje komt zo, nog eventjes geduld want
busje komt zo!’
Best wel jammer ook dat er aan het begin van elk schooljaar dagen waren dat Bram na schooltijd een klein uurtje lag te gillen in de gang, met mij bovenop hem om te voorkomen dat hij de boel aan gort zou slaan. In zo’n toestand heb ik wel eens de taxicentrale gebeld, en de hoorn bij Bram gehouden. Gek genoeg waren de inregelweken de dag erna teneinde.
Zo is het tarief feitelijk ontoereikend. Voor acht euro per dag
moet hij heen en weer. Acht euro, voor twee maal een ritje van pakweg zeven
kilometer. Samen met vier andere gehandicapte jongeren. Die allemaal ergens anders wonen.
Je hoeft geen econometrist te zijn om te
begrijpen dat veertig euro te krap is om het busje en de chauffeur te betalen. De
dagbesteding moet er op toeleggen.
Een reflex was om dit een probleem van de ouders te maken. We kregen een uitnodiging om als ouders samen te bespreken hoe dit probleem te tackelen. Het voorstel dat voorlag was dat wij onze kinderen zelf gingen brengen, op een bepaalde dag. Zodat de taxi die dag niet hoefde te rijden.
Wij zijn en blijven zijn mantelzorgers. Dat is wat anders
dan een vrijwilliger, die wat nadrukkelijker zijn grenzen kan aangeven. Maar
ook voor ons geldt dat er grenzen zijn, en dat wij die mogen trekken.
De gemeente, de instelling, en al die andere gesprekspartners hebben geen idee wat er allemaal op het bordje van de mantelzorger ligt. Dat overzicht heeft de mantelzorger alleen zelf.
Over grenzen van mantelzorgers heen gaan, levert op korte termijn misschien winst op. Maar op langere termijn is het zeer risicovol. Voor de kwetsbare netwerken van zorgvragers en mantelzorgers. En voor de maatschappij als geheel in economische zin, maar vooral: in morele zin.