Bram zit op zijn bed. Bart staat voor hem en doet een poging
Bram een hemd aan te trekken.
Nou ja, hemd? Daarover zijn de meningen verdeeld.
Bart vindt het een hemd. Ik vind het ook een hemd, heb het
als zodanig aangeschaft, als onderdeel van een beeldig setje van hemd en
boxershort.
Bram vindt het géén hemd. Want er zitten mouwtjes aan. En
dus is het een T-shirt en geen hemd.
Bram roept: ‘Ik wil geen T-shirt aan! Ik wil een HEMD! Ik
heb altijd een hemd aan!’
Bart sjort Bram’s arm door de ene mouw en vertelt hem dat dit ook een hemd is. Dat de andere hemden ‘op’ zijn.
Inderdaad, door een kleine dip in mijn huishoudelijke vlijt,
is er een tijdelijk tekort aan hemden (zonder mouwen) ontstaan.
In zijn kast ligt alleen nog dit exemplaar. Twee jaar
geleden gekocht, maar nog nooit gedragen. Vanwege die mouwen, begrijpt u wel.
Bram roept, moppert, schreeuwt en krijst. ‘Ik heb nooit een
T-shirt aan! Ik wil een hemd!’
Bart probeert zijn andere arm door de mouw te krijgen. Dat
valt niet mee.
Een willekeurige passant zou denken dat hier een vreselijke
marteling gaande is. Bart blijft redelijk rustig, maar Bram gilt voortdurend
als een mager speenvarken.
Uiteindelijk heeft Bram zijn hemd aan. Vliegensvlug trekt
Bart er een trui overheen.
Het hemd is nu onzichtbaar. Het gemopper verstomt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten