Vrijdag is
het dan eindelijk zo ver: het verjaardagsfeestje van Bram. In de vroege ochtend
heb ik nog even telefonisch overleg met de juf. De hele klas gaat immers mee,
en het feestje roept behoorlijk veel spanning op in de hoofden van de dames en
heren. Met juf spreek ik nogmaals de hele gang van zaken door. Zij komt zelf
nog met het geweldige idee om samen met de kinderen alvast een indeling te maken voor
het vervoer.
Wij stemmen alles af, tot op het kleinste dingetje: duidelijkheid
is zo belangrijk bij deze kinderen. Zonder ‘duidelijk’ wordt het geen feest,
maar eerder zoiets als een excursie naar een mijnenveld.
Even voor
half vier komen we op school aan om de feestgangers op te halen. In de klas
zitten tien stralende kinderen klaar. Jas aan, tas voor zich. Het lijkt wel een
militaire operatie, zo strak is alles gepland.
Ik krijg
Tim in de auto, letterlijk en figuurlijk mijn grote vriend. Hij mag voorin zitten.
Op de achterbank zitten Eline en Bob. Tim heeft het hoogste woord. Hij vertelt
dat hij er zo veel zin in heeft. En vraagt of we ook patat gaan eten. ‘ik ben
dol op patat, Maaike!’, zegt hij blij. ‘ik ben dol op snacks!’ Bob wil ook
graag wat zeggen maar dat wil Tim niet. “Even je mond houden, Bob!’, zegt Tim,
‘nu ben ik aan het praten!’
Als we bij
de bowlingbaan aankomen, valt Tims oog op de vuilnisbakken. ‘Heeee, kliko’s!’,
roept hij opgewonden. ‘Zouden ze die nog gebruiken? Als ze ze niet gebruiken,
dan wil ik er wel eentje mee naar huis nemen. Ik ben dol op kliko’s!’
Tot nu toe is
alles zo voorspoedig gegaan, dat we tien minuten te vroeg bij de bowlingbaan
aankomen. En dat pakt niet goed uit. Als we binnen komen, is het er donker, de
muziek staat knetterhard. De banen zijn verlicht met knipperende lichtjes, rook
hangt boven de pionnen. Daardoor heen rent menigte kleine, gillende kinderen met
lichtgevende bandjes om hun nek.
En daar
staan wij dan: vier volwassenen, drie ‘gewone’ kinderen en tien zeer
prikkelgevoelige, zwaar epileptische kinderen. De moed zakt me spontaan in de
schoenen.
Al snel
vinden we onze tafeltjes, nu nog even (in het donker) de kinderen bij elkaar zoeken.
Gelukkig laat iedereen zich gedwee op de bankjes neerzetten.
En dan
begint het wachten.
Na tien
minuten worden er bordjes, servetjes, en vorkjes op tafel gezet.
Na nog eens
vijf minuten wachten wordt het het feestvarken zelf te veel. Hij heeft begrepen
dat de muziek uit zal gaan en kan alleen nog maar gillen; ‘ik wil ook
discobowlen, ik wil ook discobowlen, ik wil ook discobowlen!’ Uiteindelijk rent
hij de bowlingbaan uit, zo het bos in. Meteen daarachter aan rent Bart.
Nu is het
tijd om de bediening tot spoed te manen. Ik meld met enig gevoel voor dramatiek
dat ik daar zit met tien autisten, en dat er al eentje is weggerend. Dat helpt.
Daar komt dan eindelijk de taart, met de kaarsjes. De jongeman wil meteen de
taart gaan uitdelen, zonder dat de kaarsjes hebben gebrand, zonder dat ze zijn
uitgeblazen, zonder zingen en helaas dus ook zonder de jarige job. Dit roept
weer de nodige stress op bij de overige feestgangers, want zo gaat het
draaiboek niet.
Ik bel
Bart, Bram en hij komen terug. De meneer bezweert Bram dat de muziek aanblijft,
wij bezweren Bram dat het ‘dus’ wel degelijk discobowlen is.
Bram
kalmeert, de knetterharde muziek is inmiddels uit, het licht aan, de mist
opgetrokken en de gillende meute kleuters is vertrokken. Nu kan het feest echt
beginnen.
We zingen,
Bram krijgt kadootjes, we doen de schoenen aan. We bowlen, en er is rust.
Ik praat
met Jan, die er gelukkig bij is. Hij vertelt zelf over zijn val van de trap.
Dat het een aanval was, en toen een harde klap. Helemaal van boven naar beneden
gevallen, van bovenaan de trap. Dat hij met de ambulance ging en overal pijn had. Ik ben
zo blij dat hij bij ons is, dat ik even mijn neus moet gaan snuiten.
Na afloop
is er voor iedereen een kartonnen auto, met friet en een kroket, frikandel of
een kaassoufle. Iedereen smult.
Daar zijn
de ouders al weer. De moeder van Jan vertelt dat ze bezig is haar huis veilig
te maken voor Jan. En dat ze daarvoor hulp heeft van MEE, een organisatie waar
ze nog nooit van had gehoord. Word er een beetje verdrietig van, dat te horen.
De vader
van Tim vraagt bezorgd of het goed is gegaan. Ik vertel hem dat wij zo van Tim
hebben genoten. En dat is echt zo. Als je Tim’s gebruiksaanwijzing (die niet zo
anders is dan die van Bram) volgt dan gaat het prima. Dan is Tim een
ontwapenende gast. Vader blijkt zeer geraakt door het compliment. Hij hoort
normaal alleen maar klachten, vertelt hij. Dat raakt mij dan weer.
Na afloop
betaal ik de rekening, praat nog even na met de bediening. Na het rommelige
begin hebben ze zich enorm ingespannen om het tot een leuk feest te maken. Het
blijkt dat de ouders van een van de jongens bij het epilepsiecentrum werken.
Ik geef een
veel te grote fooi….. Hoop dat we volgend jaar weer welkom zijn met ons
illustere gezelschap.