begint een klap, en eindigt met een lach.
Bram en Femke slapen nog. Het is om half negen nog helemaal stil in zijn kamer. Femke ‘logeert’ bij hem, iets wat Bram heel leuk vindt, maar wat alleen in de vakanties mag. Ik ga daarom snel nog even wat administratie doen, voor hij wakker wordt, en ik mijn handen weer vol heb.
Dan hoor ik een klap, gevolgd door ‘bonk-bonk-bonk-bonk-bonk’. En helaas weet ik precies wat ik hoor: het is het geluid van iemand die een aanval op de trap krijgt en daarna naar beneden zakt. Per ‘bonk’ een tree.
Ik vlieg overeind en zie hem inderdaad liggen, in een behoorlijke aanval, in een rare houding onderaan de trap.
Ik ren de trap af, en ga er naast zitten. Ook Femke komt er snel aan. Ze vraagt geroutineerd of ze iets kan doen.
Eerst maar eens kijken, aan hem sjorren heeft zo geen zin. Ik zie zo 123 gelukkig geen bloed, maar zijn voeten zijn wel raar onder hem gevouwen. En zijn arm, waar hij vol op terecht is gekomen, moet ik ook even bekijken. Maar voorlopig kan ik niets doen, want Bram zit nog midden in zijn aanval.
Na een tijdje komt Bram bij. Hij kermt van de pijn, en wijst naar zijn voet. Ik hijs Bram overeind, en zet hem eerst vast in zijn stoel. Nu maar eens een verdere inspectie. Ik vind zijn linkervoet er raar uitzien, Bram zelf wijst naar de andere voet. Ik vertrouw het niet, ik wil dat er iemand hem even goed nakijkt. De huisarts is er niet, zijn vervanger verwijst meteen door naar de EHBOpost in het ziekenhuis.
En daar gaan we dan weer. Ik baal en baal, had ik hem maar gehoord. Die hele K-EHBO kan ik inmiddels uittekenen. Met Bram in de rolstoel rijden we de EHBO-post binnen. We worden meteen ‘herkend’, een twijfelachtig genoegen, en snel geholpen, een waar genoegen.
Eerst komt er een (onbekende) zuster een intake doen. Zij heeft gezien dat Bram bijna 16 is, hij mag dus zelf het verhaal doen. Dat is een bijzondere ervaring waar ik eerst subtiel en daarna minder subtiel, maar nu wél succesvol, een einde aan probeer te maken.
Dan komt de dokter, we kennen haar al. Ze is weer heel lief en bezorgd voor Bram en kijkt hem goed na. Zo te zien niets gebroken, geen problemen met zijn nek, schouder, armen, benen, voeten, anders dan wat blauwe plekken. Gelukkig!
U raadt het al: toen gingen we koffie drinken. Bram kwijlend in de rolstoel, achter een enorme mok met warme chocolademelk met slagroom, en een saucijzenbroodje. Er prikken als altijd weer talloze ogen in onze nek, we vormen ook wel een malle optocht met Bram die telkens kwijlend voorover zakt, met die rare helm op.
Maar: het kan nog maller. Daar komt een mevrouw van zeker 70 jaar aangeschreden. Zij heeft witte kleren aan, een grote bollende geborduurde rok, met bijpassende top. Aan haar voeten hoge espadrilles. En op haar hoofd een Grace Kellyrol, heur haar in een kleur tussen rood en oranje in. Iedereen ziet haar voorbij gaan. Ook Bram. En die roept: ‘Heeeeeee mevrouw, denk je dat je …..’. Daar komt mijn hand, hij sluit Bram’s mond hermetisch af, zodat het vervolg heel benepen klinkt: ’…..dat je mooi bent’.
Iedereen heeft het gehoord, er valt eerst een oorverdovende stilte, en dan komt er een lachsalvo uit alle hoeken.
Ik lach mee, eerst schaapachtig, dan gewoon voluit, voel me meteen weer een stuk beter!