maandag 15 januari 2018

25. De kaarten leggen




Bart en ik doen het met regelmaat: de kaarten op tafel leggen. Spreekwoordelijke kaarten dan. Met die kaarten brengen we letterlijk in beeld wat er speelt in ons leven, en in het leven van onze kinderen. 

Na de lange opname van Bram, met de verdrietige uitkomst, moeten Bart en ik in gesprek met elkaar. Hoe gaan we vanaf hier verder als gezin? Wat staat er op de kaarten die we nu leggen?

De ‘belangenkaarten’
Bart en ik voeren allereerst gesprekken over wat Bram en onze dochters nodig hebben om op te groeien tot gelukkige volwassenen. 

Voor Bram is dat een ander verhaal dan voor Eva en Femke. Bram heeft voor alles tenminste nabijheid nodig van een volwassene. Hij moet letterlijk én figuurlijk veilig zijn. Bram kan door de aanvallen bijvoorbeeld vaak niet zelfstandig eten of drinken, bij iedere slok en hap is hulp nodig. Ook in andere situaties moet er, op geleide van hoe het gaat met zijn aanvallen en/of gedrag, nabijheid zijn en regelmatig ook overname van taken. 

Bart en ik vinden het daarnaast belangrijk dat Bram ervaringen opdoet, die hem een fijn gevoel geven. Er is (met de beste bedoelingen) thuis en op school vooral ingezet op wat niet goed gaat, op wat hij niet kan. Het is hoog tijd voor succeservaringen. 

Bram is bovendien slap en mager, hij moet bewegen en lekker buiten spelen en op zijn skelter fietsen. En op zijn leeftijd (hij is dan twaalf jaar) hoort daar ook bij dat je niet telkens met je moeder gezien wordt. 

Eva en Femke zijn ‘gewone’ kinderen. Zij moeten dus kunnen leven als ‘gewone’ kinderen: vriendjes en vriendinnen mee naar huis nemen, opgehaald worden na het spelen, naar zwemles, naar muziekles. Femke en Eva, dan zes en negen jaar oud, verdienen aandacht. Ze verdienen ouders die niet altijd gestressed zijn. Ze verdienen het om niet altijd geconfronteerd te worden met starende blikken vanwege hun broer. Ze verdienen het om gehoord en gezien te worden. 

Bart en ik praten over wat Bart nodig heeft om de combinatie van zorg en werken vol te houden. Over wat ik nodig heb. Het is een feit dat de zorg voor Bram ons zeer zwaar valt. Niet of onvoldoende slapen, veel aanvallen, gedrag, veel zorgen, omgaan met onverwachte zaken, altijd alert zijn, en daarnaast nog de zorg voor een jong gezin en werken, het is pittig. Wij staan al jaren in de overlevingsstand, en zo doorgaan is geen optie.

Wenskaarten
Er zijn kaarten met daarop de belangen van Bram, van Eva, van Femke, van Bart en van mij. Er zijn kaarten met wénsen. Wensen voor onze kinderen: een fijne jeugd hebben, opgroeien tot volwassen mensen die hun plek op de wereld goed kunnen innemen. En wensen voor ons: ik wens bijvoorbeeld dat ik nooit meer alleen thuis ben met drie kinderen. Ik zou heel graag een paar dagen per week ‘zorgenloos’ willen zijn om buitenshuis wat te kunnen betekenen (echt weer aan de betaalde arbeid durf ik voorlopig nog niet). Bart wenst dat hij rustig naar zijn werk kan gaan, en tijd heeft voor sport en hobbies. We wensen dat we tijd voor elkaar hebben, en dat we uitgeruster zijn. 

Oplossingskaarten
Nu we de belangenkaarten en de wensenkaarten hebben gelegd, is het tijd voor de kaarten met oplossingen. Er is met dank aan het maatschappelijk werk van de instelling een mooie kaart beschikbaar gekomen, en die is dat er eindelijk een goede zorgindicatie voor Bram is gekomen. Met het beschikbare persoonsgebonden budget (PGB) kunnen we zorg, ondersteuning en logeerdagen inkopen. 

Dat geld is cruciaal want zonder financiële middelen kunnen we geen structurele oplossingen vinden voor de knelpunten in ons gezin. Dat staat haaks op wat politici en beleidsmakers soms wel eens schijnen te denken: dat er vanzelf voldoende hulp komt vanuit familie, vrienden en bekenden. Natuurlijk is er wel degelijk hulp geboden, met name door mijn ouders. Maar de realiteit is weerbarstig en het aanbod van met name vrienden, buren en bekenden is vrijwel afwezig. Dat verwijten wij niemand: de hulp die nodig is, is te veel, te zwaar, te langdurig.

Wat wij bovendien lastig vinden: van wederkerigheid vanuit ons richting de beoogde (en schaarse) vrijwillige hulpverleners kan geen sprake zijn. Er is géén ruimte om ‘iets terug te doen’. 

Feit is ook dat als familieleden en vrienden gaan zorgen, de verhoudingen veranderen. Vrienden zijn, de zorg op je nemen en tegelijkertijd feedback op de uitvoering van de zorg geven en ontvangen, en vrienden blíjven? Lastig! (Schoon)ouders die veel in huis zijn om te helpen zorgen, worden mede-opvoeders van je kinderen. Waarbij nog komt:  de natuurlijke loyaliteit aan het ‘eigen kind’ kan de relatie met het schoonkind onder druk zetten, en veel stress veroorzaken. Ik neem mijn pet af voor de families waar dit goed lukt. 

We vinden onze eigen, passende oplossingen door de gehele week door te spreken en per tijdsblok te kijken welke oplossingen er zijn voor de uitdagingen en de wensen. 

De ochtenden bijvoorbeeld: opstaan, iedereen wassen/douchen en aankleden. Ontbijten. Eva en Femke naar hun school brengen, Bram naar zijn school brengen. We willen in de ochtend geen hulp van derden in ons gezin. We spreken af dat Bart meteen gaat douchen en ik in pyama het ontbijt maak, de meiden wakker maak en daarna Bram. Eva en Femke kleden zichzelf aan, ik kleed Bram aan. Als iedereen aan tafel zit, ontbijt ik snel, en smeer daarna boterhammen voor de kinderen. Daarna snel wassen en aankleden. Bart gaat pas naar zijn werk als ik weer beneden ben. Ik breng eerst Eva en Femke naar school, en ga daarna door met Bram naar zijn school die later begint. 

Na schooltijd: Bram komt voortaan met het schoolvervoer naar huis. Op maandag, dinsdag en vrijdag komt er na schooltijd iemand die zich met Bram bezighoudt, zodat ik tijd en aandacht kan geven aan de meiden en kan koken. Op maandag en dinsdag eet de hulp mee en blijft totdat Bram in bed ligt. Op vrijdag is Bart op tijd thuis. 

Op woensdag gaat Bram na schooltijd naar het logeerhuis op het instellingsterrein waar hij ook naar school gaat. Hij blijft daar ook donderdag slapen en komt vrijdag na schooltijd weer terug. Op de dagen dat Bram logeert, is het logeerhuis ook ‘achterwacht’: als hij niet naar school kan of van school gehaald moet worden, dan doet het personeel van het logeerhuis dat. Zij ondersteunen daarnaast op cruciale momenten op school, zoals bij het douchen na de gym en bij de kooklessen. 

Op zaterdagochtend komt er twee uur hulp. Dan kunnen wij samen even boodschappen doen. Of gewoon een kop koffie drinken. Of de hond uitlaten. 

We zoeken en vinden goede hulpen. Een paar studenten. Een lieve mevrouw via een instelling. 

We hebben ook bedacht wat we graag willen afspreken met onze nieuwe hulptroepen. Daar hoort bijvoorbeeld bij dat ze flexibel zijn. Tijdens de schoolvakanties is het bijvoorbeeld fijn als ze op andere tijden kunnen komen. We spreken ook af dat ze vertrouwelijk omgaan met informatie over ons gezin. Ze zijn immers werkzaam binnen ons gezin, en dat is best intiem. 

Ongeveer een half jaar na het leggen van de kaarten is ons zorgteam op orde en is iedereen ingewerkt. Dat geeft de rust en ruimte waar we zo naar op zoek waren.

‘He deals the cards to find the answer.
The sacred geometry of chance’