Vorige week gebeurde het: onze lieve hond Pip ging dood.
Ondanks dat ze al op leeftijd was, en aan het kwakkelen,
overviel het ons toch. Natuurlijk verdriet
bij ons allemaal.
En natuurlijk speelde ook hier weer: hoe zal Bram hierop
reageren? Hoe vertellen we het hem? En wie doet dat? Wanneer?
Toen het net gebeurd was, wilde ik eigenlijk dat Bram Pip
ook nog even zou zien. Maar dat gaat niet zo makkelijk. Hij woont niet meer
thuis, en moest dus opgehaald worden. Hem ermee overvallen op de dagbesteding
en hem ‘zomaar’ meenemen, dat zou op grote weerstand stuitten bij meneer.
Hem opwachten op de woning dan? Om half vier, en dan meteen
mee om Pip nog te zien, die om vijf uur zou worden opgehaald?
In overleg met de woning besloten we om dit niet te doen. Dit
had een paar redenen…
Ik kon hem zelf niet goed begeleiden want zelf erg ontdaan.
Bram had al veel stress vanwege de verhuizing op de
dagbesteding.
Bram kon er op dat moment niets mee, er was geen begrafenis,
en hij had daar ongetwijfeld ideeën over.
Zo komt het dat Bram pas op vrijdag te horen krijgt, wat er
is gebeurd. Het is na het feest op de dagbesteding, ik haal hem op en neem hem
in de auto mee naar zijn woning. Onderweg doe ik de deuren op slot, ik wil niet
dat hij wegrent. Ik parkeer de auto op een rustig parkeerplekje.
En dan moet het hoge woord eruit.
Bram zit naast me en wil uitstappen. Dan zeg ik wat er aan
de hand is.
Bram’s lippen beginnen te trillen. Het ziet eruit of hij
moet lachen, maar ik weet dat dat niet zo is.
Dan wil hij de deur open doen, en wegrennen maar dat gaat
dus niet.
Het lukt me om contact met hem te maken, en met hem te
praten. Hij is heel erg verdrietig. En dan boos. ‘Ik moet een andere hond’, schreeuwt hij.
Ik leg uit dat we eerst gaan wennen aan het feit dat Pip
dood is. En dat we dan misschien een nieuw vriendje voor Sam gaan regelen. Maar
nu nog niet. Dat we eerst verdrietig zijn om Pip, en dat daar nog geen nieuw
hondje bij past.
We gaan samen naar zijn woning. We hebben afgesproken dat we
meteen doorlopen naar zijn kamer. Dat lukt bijna helemaal, alleen zijn tas en
zijn jas gaan met een ferme zwiep de woonkamer in.
Bram en ik zitten op zijn bed. Hij is erg verdrietig. We
drinken thee en Bram wil een film zien. Die van Lassie, want die gaat ook dood,
volgens Bram.
Maar dan komt de aap uit de mouw: Lassie is verdwenen en
iedereen dénkt dat hij dood is. Maar Lassie leeft nog.
Bram hoopt dat Pip ook nog leeft. Maar dat is niet zo.
Hij vraagt me of ik een grapje maak. Maar dat is ook niet
zo.
Uiteindelijk ga ik naar huis en beloof hem ’s avonds te
bellen. Maar meneer is me voor. Ik hoor hem door de telefoon op dwingende toon
aan Bart uitleggen dat hij ‘een nieuwe hond moet’. Bart blijft rustig en geeft hem hetzelfde
antwoord als ik hem gaf.
De volgende dag blijkt zoonlief zich redelijk te hebben
hernomen.
En hij heeft een nieuwe klus voor zichzelf bedacht: het
regelen van de begrafenis van Pip. Vlijtig zoekt hij allerlei spullen bij elkaar
‘voor in het graf’: botten, ballen, speelgoed.
We remmen zijn enthousiasme ietsje af, en uiteindelijk gaat
hij er mee akkoord dat we de kerststrik van Pip zullen begraven.
De begrafenis, eigenlijk verstrooiing, is komend weekend
gepland. Het draaiboek is helemaal afgestemd met Bram. Het zal een mooie
plechtigheid worden.