donderdag 11 september 2014

Papiergeld



Bram gaat uit zijn dak op Meerlive, bij Drukwerk

Het is zaterdag. Bram is net terug gekomen van zijn woning. Ik pak zijn tassen uit, zet de wasmachine aan, leg de knuffels in bed en hang zijn jas op. Dan ga ik even rustig zitten met de communicatiemap die heen en weer gaat tussen dagbesteding, woning en thuis. Elke dag noteren we daarin wat Bram heeft gedaan, en hoe het met zijn gedrag en epilepsie is gegaan die dag.

Ik krijg de schrik van mijn leven als ik het verslag lees van vrijdag. Bram is totaal uit zijn plaat gegaan toen hem verteld werd dat Anneke die dag niet op de groep zou staan. Daarbij heeft Bram uitgehaald en een begeleidster een flinke klap in haar gezicht gegeven. Het staat er zonder verdere toelichting, ik schrik me een ongeluk. Dit is waar ik altijd bang voor ben geweest: dat onze grote zoon, met zijn 1 meter 85 iemand pijn doet of verwondt. Uit pure stress.

Anneke is een begeleidster van de dagbesteding. Bram is dol op alle mensen die hem daar begeleiden, maar Anneke heeft een heel  speciaal plekje. Als ze op vakantie gaat, is Bram van slag. En een dagje vrij, betekent een treurende Bram.

Nu is er iemand ziek geworden, en heeft het personeel besloten te schuiven met de bezetting. En dat terwijl Bram net had begrepen, dat hij die dag met Anneke zou ‘werken’.

Het is een telkens terugkerend probleem: Bram heeft met veel moeite in zijn hoofd hoe de dag zal verlopen en dan verandert het een beetje.  Daar kan hij nog steeds niet goed mee omgaan. Ondanks letterlijk jarenlang inzet van alle betrokkenen, inclusief van hemzelf, om hier een weg in te vinden.

Hij heeft stapjes gemaakt, al zijn ze klein. Het lukt hem steeds beter om te verwoorden hoe het met hem gaat (‘ik word wild in mijn hoofd’). Soms gaat hij zelf weg, even op zijn kamer zitten ‘om rustig te worden’.

Maar het gaat toch ook nog steeds heel vaak mis, elke dag wel een keertje.  Ondanks de inspanningen van iedereen om de wereld overzichtelijk te maken. En met dat grote lange lijf van hem kunnen de gevolgen ook ernstiger zijn dan toen hij een klein ventje was.

Ik vraag Bram wat er is gebeurd. Het is een moeizaam gesprek, waarin me ongeveer duidelijk wordt wat er is gebeurd. Hij ‘werd wild in zijn hoofd en heeft Ymke een klap gegeven.’ En daarna de mededeling: ‘Ik moest de hele dag op een andere groep.’ En daarna: ‘Ymke moest huilen. En ze had een zak ijs op haar oog.’

Ik heb een heel stevig gesprek met Bram. Dat je best boos mag zijn. Of verdrietig. Maar dat je nooit, nooit, nooit aan andere mensen mag zitten. Dat je niet mag slaan, schoppen of knijpen.

En ik vertel hem dat hij wat moet kopen voor Ymke. Dat dit zo erg is, dat ‘sorry zeggen’ niet voldoende is.

Bram stelt voor dat we dat dan ‘van  jouw centjes doen.’ Maar dat is niet het idee: Bram gaat dit zelf betalen. Dat komt hard aan. Bram moet een portemonneetje pakken en een briefje van vijf euro. Hij is er stil van. Hij informeert hoe dit nu moet, of hij nu ook voor ‘opa, oma, tante Miejet, Eva en Femke’ iets moet kopen als hij boos is geworden.

Ik neem hem mee naar de tweedehandswinkel. Daar vindt Bram een mooie beker voor Ymke. Hij kost 30 cent. Het doet hem erg veel verdriet dat het briefje van vijf euro nu niet meer in zijn portemonnee zit.

Na het afrekenen, snelt meneer de winkel weer in. Hij komt terug met een DVD van Piet Piraat, van een euro. Voor hemzelf.

Tevreden komt hij thuis.

Maandag geeft Bram de beker aan Ymke. Hij maakt schuldbewust en wat schichtig zijn excuses. Ymke’s oog is nog maar een heel klein beetje dik.

Ik informeer hoe het met haar gaat, zeg dat ik er zo van baal.

En wat zegt de schat tegen mij: ‘Ik houd nog steeds heel veel van hem, hoor!’

Zelden zo opgelucht geweest.